6
aan de zuidzijde, werd in de 16de eeuw
een dwarsbeuk gebouwd. Hierin is tegen
woordig de consistorie gesitueerd
Uiteraard is in de loop van de jaren een
aantal keren herstel en restauratie aan de
kerk noodzakelijk geweest. In 1583 is de
kerk gerepareerd, waarvoor de accijns
van dat jaar is gebruikt. In 1720 was weer
groot onderhoud nodig. De financiering
daarvan vond plaats door verkoop van
kerkeland en een bijdrage van de
ambachtsheer
In 1754 gaven de Staten octrooi tot het
heffen van een belasting voor reparaties
aan de kerk maar met tot herstel van het
uit praktische oogpunt overtollige koor
Op voorstel van de vertegenwoordiger
der stad Goes in de Staten moest dit deel
van de kerk toen worden afgebroken.
Goes achtte het koor overbodig en wilde
daarom machtiging verlenen dat deel van
de kerk af te breken en met steen te laten
dichtmetselen, zelfs met de verplichting
het houten beschot waartegen de preek
stoel stond uit te breken en met steen
dicht te metselen Aldus is geschied De
ambachtsheer kreeg de last tot afbraak
van het koor overeenkomstig het voorstel
van Goes. Zijn verzoek om een heffing te
mogen leggen op het bezit van paarden
ter bekostiging van de herbouw van het
koor werd uiteraard afgewezen.
Na 1758 hebben grote reparaties plaats
gevonden. Heffing van extra belastingen
mocht pas geschieden wanneer 280
pond Vlaams was verwerkt ter beoorde
ling van de Landsfabriek (direkteur open
bare werken van de provincie). Het her
stel betrof ook de toren Het onderhoud
van kerk en toren werd in 1776 voor
zeven jaar aanbesteed door de kerk
meesters aan de aannemer H J. van 't
Hoff voor twaalf pond Vlaams per jaar.
Gezien het bedrag kan hier niet groot
onderhoud in begrepen zijn. Pieter Bazo
nam in 1786 voor twaalf jaar het onder
houd van het glaswerk op zich voor vier
gulden per jaar.
De kerkvoogdij liet in 1886 groot onder
houd aan het kerkgebouw verrichten.
Men liet een nieuw dak maken, van bin
nen een plafond aanbrengen, afhakken
en strijken van de muren en verfwerk. Het
werk werd gegund aan Leendert van
Verre, timmerman te Kruiningen. Zijn
dorpsgenoten Adriaan Goedemondt, met-
Het loodwerk san de torenspits wordt onder handen
genomen (toto M de Goltau).
selaar en Cornells Karelse. timmerman,
traden als borgen voor hem op. Ter
bekostiging werd de hoofdelijke omslag
verhoogd. Ds. Wielinga schreef over de
ellendige toestand van het kerkgebouw
aan G.P Booms, echtgenoot van de
ambachtsvrouwe om: "Des winters waai
de de sneeuw de toehoorder in het aan
gezicht; de gordijntjes aan de preekstoel
hingen te fladderen en bij regenachtig
weer kon men ternauwernood een droog
plekje vinden. U kunt denken welk een
toestand het was als het 's nachts twee
duim gevroren had. Waarlijk dat kon zo
niet langer". Tevens werd toen besloten
een verlichting aan te brengen in plaats
van de verlichting met kaarsen. Hiervoor
werd een bijzondere inzameling gehou
den onder lidmaten, welke goed werd
bedacht. De ambachtsvrouwe schonk
daarvoor een welkome bijdrage. In 1928
vond weer divers schilder-en timmerwerk
in de kerk plaats.
Burgemeester en wethouders lieten in
1933 een omheining bij de kerk maken in
overleg met de kerkeraad, Dit vond plaats
in verband met de aanleg van de
Burgemeester Elenbaasstraat als verbin
ding van de Markt met de Rijksweg 58.15)
De sierlijke en goed geproportioneerde
toren vraagt nog onze speciale aandacht.
De onderbouw bestaat uit twee vierkante
leden, waaraan opvallend is dat steunbe
ren ontbreken. Boven het vierkant een
achtkantige bovenbouw. De overgang
van het vierkant naar de achtkant ver
raadt een grote mate van architectoni
sche nauwkeurigheid. Deze overgang
wordt hier namelijk niet zoals meestal
elders, gevormd door een eenvoudige
De oostgevel van de kerk. De dichtgemetselde triomfboog is duidelijk zichtbaar gebleven (foto M de Goffau).