Sint-Anna in Zeeland Een verkenning TON BRANDENBARG Aan het eind van de vijftiende eeuw bereikt de verering van Sint-Anna, de moeder van Maria en grootmoeder van Christus, een hoogtepunt in heel West- Europa. Talloze kerken, kapellen, kloos ters en altaren worden aan haar gewijd, haar relieken worden alom vereerd en begeerd en vele keren gaat men op bedevaart naar plaatsen waar Sint-Anna bijzondere tekenen zou verrichten. Bovendien herinneren honderden afbeel dingen die bewaard zijn gebleven van vooral de zgn. Anna-te-Drieën, waarin Anna wordt weergegeven in een compo sitie met Maria en Jezus, aan haar grote populariteit in de overgang van middel eeuwen naar de moderne tijd 1). De Heilige Moeder Anna heeft ook Zeeland niet onberoerd gelaten. Daarvan getuigen in onze tijd nog plaatsaandui dingen als Sint-Anna-ter Muiden, Sint- Annaland of de Sint-Annapolders in Zeeuwsch-Vlaanderen en het verdronken land van Zuid-Beveland, en een enkel Sint-Annafort2). Hoe populair de Annadevotie in deze streken geweest moet zijn blijkt eveneens uit het aantal rederijkerskamers in Zeeland dat Sint- Anna als patrones had verkozen: Middelburg, Vlissingen, Veere, Nieuwerkerk en Sint-Annaland. Des te opmerkelijker is het daarom dat er in onze tijd opmerkelijk weinig devotionele uitin gen bewaard zijn gebleven. Zo zal men bijvoorbeeld lang moeten zoeken naar voorstellingen van Sint-Anna in Zeeuwse kerken. Kennelijk heeft de Reformatie de meeste sporen van de devotie kunnen uitwissen. In dit artikel tracht ik - in kort bestek - ant woord te geven op de vragen: wie was Sint-Anna, wie vereerden haar en welke sporen van de devotie treffen we aan in Zeeland. Wie was Sint-Anna In de bijbel komt Anna, de moeder van Maria en grootmoeder van Jezus niet voor. Haar geschiedenis is bekend uit de apocriefe evangeliën, zoals het griekse Proto-evangelie van Jacobus (He eeuw) of het latijnse Pseudo Mattheüsevangelie (Ve eeuw). Later werd het verhaal ook opgenomen in de beroemde Legenda Aurea van Jacobus de Voragine (dertien de eeuw). Steeds komt het verhaal hier op neer. Anna huwde met de vrome Joachim die uit Nazareth kwam. Hun huwelijk bleef twintig jaar kinderloos. Als op een dag het offer van Joachim door de dienstdoende priester ten aanschou wen van zijn naaste familie en vrienden in de tempel geweigerd wordt omdat hij geen nageslacht heeft, vlucht Joachim uit schaamte naar zijn herders in de bergen. Lange tijd hoort zijn vrouw Anna niets van hem. Diep bedroefd bidt zij tot God die haar door een engel laat weten dat zij als nog moeder zal worden van een dochter die zij de naam Maria moet geven. Deze dochter zal als maagd de Verlosser baren. Ook Joachim krijgt bezoek van de engel die hem dezelfde boodschap brengt. Als teken dat de belofte op waar heid berust, zullen Anna en Joachim elkaar voor de Gouden Poort in Jeruzalem ontmoeten. Hetgeen geschiedt en negen maanden later schenkt Anna het leven aan Maria, Al heel vroeg zijn er tekenen van verering van Sint-Anna in het Heilige Land, vooral om vruchtbaarheid en groei af te smeken voor mens, dier en gewas. Omstreeks 500 is er sprake van een Annakerk te Jeruzalem en vijftig jaar later wordt een Annakerk te Constantinopel ingewijd. In de eeuwen daarna dringt de verering door tot in het westen, maar pas na de kruistochten wordt de Annadevotie ruimer verspreid, mede als gevolg van de kost bare relieken die de kruisvaarders mee brengen uit het Heilige Land en aan de kerken in het westen schenken. Met de verbreiding van de devotie nemen de ver halen over haar leven toe. De belangrijk ste aanvulling op de bekende geschiede nis is de legende van de drie huwelijken van Anna die in de negende of tiende eeuw in het westen is ontstaan. In de loop van de elfde en twaalfde eeuw verspreidt het verhaal zich over geheel Noordwest- Europa. Volgens deze legende zou Anna na de dood van Joachim nog tweemaal gehuwd zijn. Uit elk huwelijk werd een dochter geboren. Behalve Maria de moe- Ruitvormig blazoen van de rederijkerskamer te Sint-Annaland, 1591. Stadhuis Tholen (foto gemeentearchief Tholen).

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1992 | | pagina 3