16
vóór het leggen van de eerste steen
reeds bij elkaar. Dat was gewoonlijk de
vigilie van de feestdag van de kerkpa-
troon. De nacht bracht men in geestelijke
oefeningen door en op het ogenblik van
zonsopgang bepaalde men de oostelijke
richting. Omdat op practische gronden
dergelijke plechtigheden meer in het
zomerhalfjaar dan in het winterhalfjaar te
verwachten zijn, rechtvaardigt dit de ver
onderstelling dat de kerken die van de
zuivere oost-west richting afwijken, in
meerderheid een afwijking in noordelijke
richting vertonen. In werkelijkheid is dit
ook het geval. Gedurende de periode 21
maart - 23 september komt de zon op ten
noorden van het zuivere oostpunt, met de
grootste afwijking op 21 juni. Van 23 sep
tember tot 21 maart is dit juist omge
keerd. De grootste afwijking in die perio
de - het wintersolstitium of winterzonne
wende - valt op 22 december. Hoe verder
we naar het noorden komen, hoe groter
de afwijkingen zijn. In de praktijk zijn in
onze streken afwijkingen van de heilige
linie van 10 tot 15" normaal.
De bij de middeleeuwse kerkgebouwen
regelmatig voorkomende knik in de leng
teas der kerk in de koorpartij, wordt door
Durandus symbolisch verklaard als in ver
band staande met het feit dat Christus,
toen Hij aan het kruis stierf, Zijn hoofd
neigde. In ieder geval is het zo dat
Christus volgens de algemeen aanvaarde
opvatting het hoofd neigde naar rechts -
het noorden - terwijl de afwijking van de
lengteas in vrijwel alle gevallen het koor
iets in noordelijke richting doet afwijken.
De 19de eeuwse Duitse onderzoeker
prof. J. Kreuser achtte de neiging van het
hoofd van de stervende Christus reeds
afgebeeld in de vaak noordwaarts afwij
kende heilige linie in zijn geheel, Een
ander aspect dat in dit verband een rol
kan spelen en tot nu toe vrijwel onbekend
gebleven is, is een stelling van de Franse
kunsttheoreticus De Caumont. Deze stelt
aan talloze dorpskerken de bijzonderheid
geconstateerd te hebben van het naar
buiten overhellen van de noorder kerk
muur. Ook dit wordt door hem als zinne
beeld aangemerkt van de neiging van het
hoofd van de stervende Christus.
Kijken wij met deze wetenschap in het
achterhoofd naar enkele kerken in onze
directe omgeving dan zien wij bijvoor
beeld aan de kerk te Kruiningen een dui
delijk voorbeeld. De noordmuur helt
zodanig naar buiten dat het ondanks de
vertroebeling van het beeld door de aan
wezigheid van de steunberen, zonder
hulpmiddelen goed zichtbaar is. Bij
nameting blijken we met een afwijking in
de orde van grootte van 3C te doen te
hebben, (Ofwel plm. 40 van de afwij
king van de beroemde scheve toren van
Pisa).
In 's-Heer Abtskerke constateren we aan
de noordelijke muur van het koor een
De naar buiten hellende noordmuur van hel schip van de kerk te Kruiningen. Zinnebeeld van de neiging van het hoofd van de stervende Christus of andere oorzaak?
dichtgemetselde noorddeur, als onderdeel van de symboliek die in het gebouw tot uitdrukking is gebracht, (foto M. de Goffau).