m&r* 20 Bewaard gebleven kerkwijdingskruisje op de muur van de 13de eeuwse romano-gotische kerk te Stedum. Gron. Tijdens een recente restauratie is het wel wat sterk verduidelijkt. (Foto G. J. Lepoeter). Noten: 1). Thletmar van Merseburg (25 juli 975 -1 december 1018), Saksisch kroniekschrijver, werd in 1009 bis schop van Merseburg. Hij is vooral bekend door zijn Chronicon (1012), gewijd aan de geschiede nis der Saksische keizers, van wie hij een bloed verwant was. 2). Ottoonse kunst, benaming voor een belangrijke preromaanse periode in de kunst, die zich mani festeerde over het gehele gebied van het toenma lige Duitse Rijk (met uilzondering van Italië), maar vooral in het stamland van de Ottonen: Saksen. 3) Eusebius van Caesarea (ca. 265-mel 339), vroegchristelijk geleerde, was leerling van de presbyter Pamphilus, op zijn beurt leerling van Origenes. Hij werd ca 313 bisschop van Caesarea, de Romeinse hoofdstad van Palestina. Eusebius is de vader der kerkgeschiedenis; zijn Kerkelijke geschiedenis bevat, onschatbare docu menten. Eusebius van Caesarea niet te verwarren met Eusebius van Nicomedië, die in dezelfde tijd leefde. 4). Hat. atrium was het centrale deel van een oudro- meinse woning. Van hieruit is de oudchristelijke basiliek tot. ontwikkeling gekomen. 5)In gevallen van een kleine kerk met een eenbeukig schip hadden in de plaats van de scheiding in de lengterichting, de mannen meestal vóóraan hun plaats, de vrouwen achteraan. 6). De toren is ontstaan in de 7de/8ste eeuw in Italië als (meestal vrijstaande) klokketoren: de campani le. Pas in de romaanse periode (11de/12de eeuw) kreeg de toren een dominerende rol. 7). Een voorbeeld in ons land is de kerk te Eist. Tijdens de restauratie na de Tweede Wereldoorlog werden onder de kerk de restanten aangetroffen van opvolgend twee Romeinse tempels, een kerk je uit de achtste eeuw en vergrotingen daarvan uit latere perioden 8). De latijnse vertaling vinden wij bij J. A. Alberdingk Thijm, De heilige linie, proeve over de ooslwaard- sche richting van kerk en autaar als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst, Amsterdam, 1858, pag 23, 24. 9). Dunstan (ca. 909-19 mei 988), Engels heilige, aartsbisschop van Canterbury vanaf 960. Hij heeft veel gedaan voor de hervorming van het kerkelijk leven in Engeland en voor de vernieuwing van het kloosterleven volgens de authentieke benedictijn- se regel. Hij stichtte verscheidene kloosters. 10). als noot 8, pag. 29. 11). Durandus van Mende, bijgenaamd Speculator (Puymisson, Provence, ca. 1230 - Rome 1 novem ber 1296), canonist en schrijver van liturgische werken, sedert 1286 bisschop van Mende. Zijn voornaamste werk op hel gebied van de canomstiek is het Speculum judiciale, waaraan hij zijn bijnaam ontleent. Op het gebied van de litur giek publiceerde hij een werk dat eveneens als een standaardwerk heeft gegolden en tot in de 19de eeuw herdrukt werd; het Rationale divinorum officiorum, dat een overzicht geeft van de gehele toenmalige liturgie. 12). Johannes Chrysostomus (ca. 345-14 september 407), tegen zijn zin in 398 door patriarch Theophilus van Alexandrië tot bisschop van Constantinopel gewijd. Tol twee maal toe verban nen vanwege zijn optreden als boetprediker. Zijn uniek redenaarstalent bezorgde hem grote roem in heel het Oosten De naam Chrysostomus (Guldenmond) ontstond het eerst in het Westen en werd In de 8ste eeuw algemeen verbreid. Hij behoort zowel in het Oosten als hel Westen lol de grote kerkvaders 13). R. Steensma, Vroomheid in hout en steen, Baarn, 1966, pag. 24. 14). De vaak bewaard gebleven kerkwijdingskruisjes op de muren (binnen) herinneren hieraan. 15). als noot 8, pag. IX, X 16). als noot 8, pag. 182. Ambo (ofambon): verhoogd (meestal stenen) podium in een kerk tussen koor en schip of dwarspand; voorlo per van de kansel Apsis: halfronde (later ook veelhoekige) uitbouw die het. koor van een christelijke kerk afsluit. Basilicabij de Romeinen langwerpig vierkant gebouw met zuilenrijen, waarin zij rechtszittingen hielden en handelszaken afdeden; overgenomen voor de christelij ke kerken die in dezelfde vorm werden gebouwd. Catacombe, onderaardse gang met spelonken, gewel ven en groeven, vooral gebruikt als begraafplaats der eerste christenen in Rome. Crucifix: kruisbeeld, beeld van Christus aan het kruis (het hoofd neigend naar de rechterschouder). Crypte: (half)ondergrondse kapel onder het hoogkoor in sommige kerken. De plaats ook waar de stoffelijke res ten van hoogwaardigheidsbekleders werden bijgezet (in een oostelijke crypte van geestelijke en in een wes telijke vaak van wereldlijke personages) Dag-en-nachtevening: gelijke duur van dag en nacht, equinox (21 maart en 23 september). Doksaalhoge versierde scheidingswand tussen koor en schip van een kerk, vaak dienend als galerij of tribu ne voor de koorzangers. Hoogkoor: priesterkoor, plaats waarbinnen het hoogal taar staat. Ook in letterlijke zin verheven boven de rest van het kerkgebouw. Ikonostasis: wand die in kerken van de Byzantijnse ritus de altaarruimte scheidt van het schip van de kerk, de oorspronkelijke plaats voor de ikonen (gestileerde vlak ke voorstellingen van Christus en de heiligen in de Oosterse kerkelijke kunst). Matronaeum: vrouwengalerij in synagogen en vroeg christelijke kerken. In hel Westen sinds de 9de eeuw ongebruikelijk, in oosterse kerken nog in zwang. Osmanen: dynastie van sultans, die vanaf ca. 1300 tot 1922 het Turkse Rijk heeft geregeerd De opkomst van het Huis der Osmanen valt samen met die van hun rijk. Pastoforiën: kleine dienstruimten, vierkant of halfrond, ter weerszijden van de altaarapsis van de vroeg-chris- lelijke kerk. Sanctuarium, de omtrek van een altaar met name van het hoogaltaar, priesterkoor; de plaats waar de gewilde voorwerpen en relikwieën van de kerk worden bewaard; heiligsdomskarner, reliekschrijn. Senatoriumin het oude Rome de plaats waar de Senaat (Raad der ouden) als raadgevend lichaam bij een kwam. In de christelijke kerk overgenomen als de plaats van de vooraanstaande mannelijke leden van de gemeente Solstitium: zonnestilstand, zonnewende, op 21 juni en 22 december. Stoa. zuilengang zoals die in de oude Griekse cultuur, langs de zijden der marktpleinen en langs gehele stra ten, algemeen werd aangetroffen en waarin vaak voor lezingen werden gehouden. Trechterbekercutluur: tijdperk plm. 3 a 4000 jaar voor Christus; zo genoemd naar de uit die periode gevon den bekers met trechtervormige hals. Triomfboog: boog tussen het schip en het priesterkoor in een rooms-katholieke kerk; plaats waar het crucifix geplaatst of opgehangen is. Vigilie: de avond of dag vóór de viering van bepaalde kerkelijke feesldageri en de dan gehouden kerkelijke plechtigheid. Bronnen en literatuur: J. A. Alberdingk Thijm, De heilige linie, proeve over de oostwaardsche richting van kerk en autaar als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst, Amsterdam, 1858. M. Backes/R. Dölllng, De opkomst van het avond land, Amsterdam/Brussel, 1969. G. Duby, De kathedralen bouwers, Amsterdam, 1984. - H. H. Hofstatter, De late middeleeuwen, Amsterdam/Brussel, 1967. - C. W. Mönnich, Kijk op kerken, Amsterdam/Brussel, 1979. M. C. Nieuwbarn, Het roomsche kerkgebouw, Nijmegen, 1908. E. Norman. Tweeduizend jaar kerken, 's- Gravenhage, 1990. - F Souchal, De hoge middeleeuwen. Amsterdam/Brussel, 1968 - R. Steensma, Vroomheid in hout en steen, Baarn, 1966. Met dank voor de waardevolle adviezen aan emeritus- pastoor F. W. J. Bastiaensen te Goes en de heer J. Exal'to te Middelburg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1993 | | pagina 20