De verdwenen
kerk van
West-Souburg
3
F. VAN DER DOE
Inleiding
In West-Souburg stond tot in de negen
tiende eeuw één van de fraaiste kerken
van Zeeland. Hoewel de van oorsprong
middeleeuwse kerk niet meer bestaat,
kunnen we een goede indruk krijgen hoe
groot deze was, hoe zij er uit heeft gezien
en welke verbouwingen er in de loop der
eeuwen hebben plaatsgevonden. Het is
zelfs bekend wie deze verbouwingen
hebben uitgevoerd. Wat het gebouw ver
der bijzonder maakt is het feit dat de
oudst bekende bouwtekeningen in
Zeeland de Westsouburgse kerk betref
fen. Ook zijn er in het verleden een aantal
tekeningen en gravures van gemaakt.
Een andere bijzonderheid is dat het voort
bestaan van de kerk na de Reformatie
vooral te danken is geweest aan één van
vaderlands geuzen van het eerste uur:
Marnix van Sint Aldegonde. Zonder zijn
inspanningen was de kerk mogelijk al in
de zestiende eeuw definitief in verval
geraakt en afgebroken. In het onder
staande zal ook vooral worden ingegaan
op de 'gereformeerde periode' van de
kerk 1).
Vermoedelijk reeds op het eind van de
elfde eeuw bevond zich in West-Souburg
één van de vijf Walcherse moederkerken.
Dochters waren onder andere Oud - en
Nieuw Vlissingen, Ritthem, Oost-Souburg,
Kats en Sinoutskerke. De naam West-
Souburg ontstond na de stichting van de
parochie Oost-Souburg in 1247. West-
Souburg op haar beurt was een afschei
ding van de grote Westmonsterkerk in
Middelburg 2). Het hoofdaltaar en die
gewijd aan andere heiligen moeten bij
zonder fraai zijn geweest. Ook de in de
kerk geplaatste graftombes waren toon
beelden van knap beeldhouwwerk.
In 1454 werd de aan Sint Maarten gewij
de driebeukige hallenkerk op verzoek van
Adriaan van Borssele, heer van
Brigdamme en Duiveland, en zijn vrouw
Fantasievoorstelling van de middeleeuwse kerk van West-Souburg. Tekening z.n., z.j.[18de eeuw]
(RAZ, Zelandia llluslrata, II 876)
Anna van Bourgondië verheven tot colle
giale kerk. Het uit negen kanunniken
bestaande college werd voor haar onder
houd goed voorzien door Adriaan van
Borssele. In 1466 bepaalde hij verder bij
testament dat zielemissen op geregelde
tijden gehouden moesten worden en
tevens stelde hij jaarlijkse uitkeringen
beschikbaar en schonk land aan de kerk.
Na zijn dood in 1481 zette zijn vrouw
Anna deze traditie voort. In de vijftiende
en zestiende eeuw was de financiële
positie van het kapittel goed te noemen,
getuige ook een aanslag in 1551 om de
reis- en verblijfkosten van de afgevaar
digden naar het Concilie van Trente
(1543-1563) te dekken. West-Souburg
werd het hoogst aangeslagen van de vijf
kapittels op Walcheren.
In 1547 werden enige herstelwerkzaam
heden uitgevoerd aan de zoldering van
de toren en aan de klokken. Deze werden
bekostigd uit de opbrengsten van de ver
koop van enige landerijen, waarvoor
Gregorius van Egmond, bisschop van
Utrecht, toestemming had gegeven. De
beeldenstorm ging voorbij aan de kerk
van West-Souburg, gezien het feit dat Jan
Turck, stadhouder van Walcheren, op 21
oktober 1566 op bezoek kwam en door
klokgelui de bevolking opriep goed uit te
zien naar eventuele beeldenstormers en
zonodig weerstand te bieden. Het was in
1573 dat de kerk forse schade opliep,
toen de Spanjaarden het nabijgelegen
kasteel van Marnix van Sint Aldegonde
belegerden 3).
De rol van Marnix van Sint Aldegonde
Een doorslaggevende rol bij het herbou
wen van de kerk van West-Souburg en
het aanstellen van een predikant en een
schoolmeester heeft Philips van Marnix,
heer van Sint Aldegonde (1540-1598),
één van de vertrouwelingen van Willem
van Oranje, gespeeld. In 1578 kocht hij
de heerlijkheid West-Souburg en liet het
vervallen kasteel weer opbouwen, later
dan ook genoemd "Slot Sint Aldegonde".
Als ambachtsheer had hij ook invloed in
het zogenaamde 'collegium qualificatum',
dat de beroeping van predikanten en
andere kerkelijke dienaren regelde
Direct in 1578 maande Marnix de Staten
van Zeeland op te treden "...tot beleth
van voorder affworppe van de kercke van
Westerzouburch", waaraan ook gevolg
werd gegeven. De Staten verboden
"...alle faictelijcke brekinge, demolitie
ende vervoeringe van de materialen". De
oude kerk was kennelijk een plaats
geworden waar men elders benodigde
bouwmaterialen kon komen halen. Vooral
Vlissingers en Middelburgers kwamen
hiervoor naar West-Souburg. Het verbod
werd echter genegeerd. Een jaar latei-
herhaalde Marnix zijn verzoek, waarna
metselaar Pieter Mae door de Zeeuwse
Staten werd ontboden en te verstaan
kreeg "...geen materialen meer te vervoe
ren oft taras [metselspecie] te maelen..."
Er had zich op de puinhopen blijkbaar
zelfs een kleine industrie ontwikkeld 4).
In 1581 deed Marnix een poging de kerk
van West-Souburg te laten repareren en