5
geraamd op ƒ1600,-- Sint Aldegonde
deed de Staten een voorstel. Hij was
bereid 1/3 deel van de onkosten voor zijn
rekening te nemen, mits 2/3 deel betaald
zou worden "by de Gemeyne Zake, uytte
Geestelicke Goeden in Walcheren". Het
idee vond weerklank en op 3 november
1594 namen Gecommitteerde Raden het
besluit Sint Aldegonde te vrijwaren van
de belaste tienden om die te kunnen
besteden aan toekomstig onderhoud van
de kerk 7).
Toen hij sindsdien lange tijd niets meer
vernam meldde Marnix zich op 3 juni van
het volgende jaar in de Statenvergade
ring. Hij vond het nu tijd dat er eens dui
delijkheid kwam, te meer omdat hij op het
punt stond af te reizen naar Holland. De
Staten verzochten Sint Aldegonde het
een en ander toch nog maar een keer op
papier te zetten. Marnix zette er vaart
achter en vier dagen later leverde hij
wederom een schrijven in.
De dakruiter van de kerk van
RGG, inv.nr B 24642)
Daarna hoorde hij weer een tijd niets. In
het najaar viel dan toch de beslissing. Er
was een compromis bedacht. Sint
Aldegondes verzoek tot vrijbezit van de
tienden werd alsnog van de hand gewe
zen, maar alle vroegere inkomsten uit
pachten, cijnsen en andere rechten zou
den hem worden kwijtgescholden en
bovendien kreeg hij, mede "...in recom
pense van zijne gedaene diensten", een
som van ƒ1000,- ineens. Marnix ging
accoord en op 17 november 1595 deed
hij afstand van zijn rechten op de tienden
om er de inwoners van West-Souburg
mee te helpen 8).
Op 12 januari 1596 werd in de vergade
ring van de Staten van Zeeland de brief
gelezen waarin Sint Aldegonde meldde,
dat hij niettemin gehoopt had zijn landen
vrij te mogen houden van tienden, hij er
nu toch vrede mee heeft er afstand van te
moeten doen en daar ƒ1000,- in ruil voor
terugkrijgt. Daarbij kregen hij en zijn erf
genamen voortaan jaarlijks ƒ36,-, het
bedrag dat de renten en cijnsen in het
verleden ongeveer opbrachten. Tresorier-
generaal van de Zeeuwse Rekenkamer
Jacob Valcke kreeg vervolgens opdracht
de ambachtsheer van West-Souburg uit
te betalen. Deze verantwoordde de uitga
ve in zijn rekening onder de post "gratuï-
teiten" 9).
In deze tijd verliet Marnix West-Souburg
om zich in Leiden te vestigen. De Staten-
Generaal hadden hem, al in 1594, de
opdracht gegeven het Oude Testament
uit het Hebreeuws te vertalen. Mogelijk
heeft deze opdracht voor een versnelling
van de ontwikkelingen in de stichting van
een Nederduits-gereformeerde gemeente
in West-Souburg gezorgd. Het ligt voor
de hand dat Marnix de kwestie van zijn
tienden en de opbouw van de kerk rond
wilde hebben, alvorens hij uit Zeeland
vertrok. Het was hem in ieder geval gelukt
de inwoners van West-Souburg te voor
zien van een eigen predikant, school
meester en kerkgebouw.
Wederopbouw voor gereformeerde
diensten
Toen in 1594 eindelijk de beslissing was
gevallen de kerk van West-Souburg te
gaan repareren werd alleen het koor van
het grote middeleeuwse gebouw hersteld
en geschikt gemaakt voor diensten van
de gereformeerde religie. Naar aanleiding
van het inspectierapport verklaarden
Gecommitteerde Raden op 20 december
van dat jaar dat de kosten van de verbou
wing, "...tot voorderinghe van den dienst
Godes", door de Staten van Zeeland
betaald zouden worden. Nadat de
bestekken van de uit te voeren reparatiën
waren gemaakt werd direct begonnen
met de werkzaamheden. Het werk was
uitbesteed aan de Vlissingse timmerman
Jacob Joossen, die ook de materialen
zou leveren (met uitzondering van de
ramen). Het bedrag waarvoor hij het werk
had aangenomen was £516:13:4
ƒ3100,-), bijna tweemaal zo veel als de
destijds geraamde ƒ1600,-. De uitbe
taling zou in drie termijnen plaatsvinden:
het eerste deel op vastenavond aan
staande (4 maart 1595), het tweede part
zodra de kerk "behoorlijk met deylen
gedeckt" zou zijn en het derde part drie
maanden na voltooiing van de gehele
verbouwing. Daarenboven zou de tim
merman een bonus van £4:-:- krijgen
..tot een vereeringe voer zijne huijsvrou-
we..." De som van de eerste twee delen
(samen groot £344:8:10:8) was voor reke
ning van de Staten van Zeeland, het
derde part (groot £172:4:5:4) kwam ten
West-Souburg volgens de bouwtekening uit 1594 (RAZ, Archief Rekenkamer van Zeeland,
X.1-? WwAk
b' A