9
van het dak zou hij worden verlaagd. De
aannemer werd gemaand voorzichtig te
werk te gaan en zo weinig mogelijk lei
steen te breken. Als door het vallen van
stenen veel schade zou ontstaan, moest
hij dit zelf herstellen. De reparaties dien
den uitgevoerd te worden met Dordtse
kalk en steen, te leveren door de aanne
mer. Ook voor de gereedschappen en de
stellingen moest hij zelf zorgen. Betaling
zou pas gebeuren als het werk naar
behoren was gedaan. Op 18 augustus
vond de openbare aanbesteding plaats.
De metselaars Pieter Slinders en Daniël
Carlier waren het goedkoopst. Zij zouden
het karwei voor £50:-:- klaren.
In september kwamen steenhouwer Jan
van Steendam en smid Jan Troy stenen,
lood, ankers, ankernagels en een tweetal
steenkranen leveren. Echter, Slinders en
Carlier slaagden er niet in de werkzaam
heden zonder schade uit te voeren.
Inspectie van het werk toonde dat meer
schaliedak was gebroken dan afgespro
ken was, waardoor £1:10:- werd gekort
op het overeengekomen loon. Toen zij op
22 november werden uitbetaald, ontvin
gen zij dan ook maar £48" 10:-.
De schade ging ook aan de kerkgangers
niet ongemerkt voorbij. Namens de magi
straat en de kerkeraad van West-Souburg
schreef schout Guillaume van der
Straeten aan Gecommitteerde Raden dat,
als gevolg van het afbreken van de toren,
de kerk "...zeer is ontrampaneert". En
ongelukkigerwijs was het juist een regen
achtige winter. De kerk was eigenlijk niet
meer te gebruiken. Daarom verzocht hij
het gebouw zo spoedig mogelijk weer
goed te laten dekken en de kosten daar
van voor hun rekening te nemen. De
gemeente miste daarvoor de middelen.
Predikant Lodewijk de Herde benadrukte
later, namens de ouderlingen, nog eens
dat zeker "geduerende desen reghen-
achtighen tijt" het hard nodig was dat de
kerk goed waterdicht werd gemaakt.
Gecommitteerde Raden hadden hier alle
begrip voor en gingen op 18 november
1604 accoord. Schaliedekker Jacob
Simonse uit Middelburg kreeg op 4
december de opdracht het dak te herstel
len.
Een half jaar later stelde de predikant van
West-Souburg zijn medebroeders van de
classis Walcheren op de hoogte van de
verbouwingen. De Herde was tevreden.
"Onse kerckschuijre" is enigzins van vorm
veranderd, schreef hij, bovendien "den
predickstoel isser gemaeckt ende de
kercke voorsien van een portael van
bancken of zitplaetsen voor die overheijt,
voor den ouderlijngen, voor den diaconen
ende voor den gemeenen toehoorders" 27).
Tot in oktober 1605 gingen de werkzaam
heden door. Pieter Slinders werd weder
om verzocht het metselwerk uit te voeren.
Op 7 januari 1606 haalde hij zijn geld op:
£9:8:2. Jacob Simonsse ontving op 9
maart £14:17:9.
In de zomer van 1618 waren alweer ingrij
pende reparaties aan het metselwerk
nodig 28). Op 18 juli werd het werk uitbe
steed aan de Vlissingse metselaar
Andries Thoors voor de somma van
£17:10:-. Behalve herstelwerk aan de
muren moest hij de kerk opnieuw pleiste
ren en twee maal witten. Thoors werd op
21 augustus uitbetaald, nadat predikant
Jan Deinze had verklaard het in orde te
hebben bevonden. Behalve metselwerk
De laatsl bekende afbeelding van de kerk van West-Souburg, omstreeks 1800. lekening door J.P Bourje, [1/99]. (Zeeuws Museum, Geschenk Theunissen 1964)