10 inmiddels waren dezen een wezenlijk onderdeel geworden van de epitafen. Vervangen zou betekenen dat een deel van de geschiedenis van de epitafen ver doezeld zou worden. Het reinigen van het marmer werd ook achterwege gelaten; ook hier was de motivatie dat dit een inbreuk op de objectgeschiedenis zou betekenen, maar ook dat reinigen waarschijnlijk slechts een vlekkerig en onrustig resultaat zou opleveren. Samenvattend kan men stellen dat het hier om een duidelijk conserverende res tauratie zou gaan; de opzet was om de conditie van de epitafen te verbeteren en op lange termijn te consolideren. Het uiterlijk, met alle sporen van de tijd, zou geen grote wijzigingen ondergaan. Voor de uitvoering van de restauratie werd een team van vier restauratoren samengesteld, aangevuld met een sta giaire en hulp van de plaatselijke aanne mer. Een en ander gebeurde in opdracht van de kerkvoogdij van Burgh, in samen werking met architectenbureau Van Doorn uit Goes, en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist. De kosten wer den voor een belangrijk deel gedekt door subsidie van het Rijk, de provincie Zee land en de gemeente Westerschouwen, maar ook de kerkvoogdij van Burgh lever de een bijdrage. Al met al kan men hier toch over een grote en ingrijpende restauratie spreken. Eind 1991 stonden de epitafen in de stei gers en begon rnen met de demontage. Het demonteren moest met grote voor zichtigheid gedaan worden, teneinde de verschillende onderdelen zo gaaf moge lijk naar beneden te krijgen. Dit lukte ech ter lang niet altijd, omdat de conditie van het materiaal vaak nog veel slechter bleek te zijn dan men aanvankelijk had verwacht, Sommige stukken, zoals de pilasters van het kleine epitaaf en de obe lisk van het grote epitaaf moesten, een maal gedemonteerd, uit vele stukken en brokken weer worden opgebouwd alvo rens zij voor verzending naar Duitsland gereed waren. Bovendien moest uit veel onderdelen de ijzeren doken en ankers verwijderd worden. Deze werden vervan gen door roestvrij staal. Aardig was, dat men tijdens het demonte ren een loden koker vond met daarin een oorkonde, achtergelaten door de restau ratoren in de jaren twintig. Deze oorkonde is thans te zien in de kerk van Burgh, Eind maart 1992 waren de beide epitafen geheel gedemonteerd en waren alle onderdelen compleet. Vervolgens werden zij naar Bamberg in Duitsland verzonden. Daar werden zij volgens een speciaal ontwikkeld procédé totaal, dus tot in de kern van de steen, met acryl hars geïm pregneerd. Dit gebeurt door de steen eerst te drogen, en deze vervolgens in een soort ketel te plaatsen, die vacuüm kan worden gezogen. Hierdoor creëert men een situ atie waarbij de poriën van de steen prak tisch geheel vrij zijn van lucht en water. Vervolgens laat men onder druk de dun vloeibare acrylhars in de ketel lopen, dat onder deze omstandigheden zeer diep in de steen kan doordringen. De acrylhars hardt uit, en vormt zo als het ware een nieuw bindmiddel voor de aangetaste steen. Uiterlijk blijft het materiaal hetzelf de. Zomer 1992 waren de epitafen weer terug in Burgh; behoudens enkele kleine voorbereidende werkzaamheden lag het werk toen enige tijd stil en bleven de epi tafen in opslag. In september werd begonnen met het terugplaatsen. Ook tijdens deze fase werd men met enige onverwachte compli caties geconfronteerd. Zo bleken er, ondanks alle voorzorgsmaatregelen tij dens het transport naar Duitsland, toch nog een aantal stukken opnieuw gebro ken te zijn. Dit geeft wel aan hoe zwak het materiaal was. Deze onderdelen moesten dus weer opnieuw gerepareerd worden alvorens zij aan de muur gehangen kon den worden. Bovendien bleek het marmer na de im pregnate op veel plaatsen een sterke zout- en vochtuitstoot te vertonen. Dit Verschillende losse onderdelen van de gedemonteerde epi maakte het noodzakelijk om de losse onderdelen voor dat zij opgehangen wer den. alsnog in spoelbaden te leggen om de zouten te verwijderen. Het stellen van de epitafen zelf was uiter aard ook een secuur en geduldig karwei. Hierbij maakten de restauratoren gebruik van een uitgebreide fotodocumentatie, teneinde alle onderdelen weer precies op de juiste plaats en in de juiste hoek terug te plaatsen, Tot slot werden er toch nog enkele kleine "kosmetische" handelingen verricht; zo werden de letters in de tekstplaat van het grote epitaaf weer van bladgoud voor zien, zodat de tekst weer mooi tot haar recht komt en weer leesbaar is. Dit was helaas niet direct mogelijk bij de tekst plaat van het kleine epitaaf, omdat hier de letters veel ondieper in de steen zijn uitgehakt, zodat dat meer voorbewerking en tijd zou kosten. Wel werd de steen enigszins bijgekleurd, omdat deze op veel plaatsen een onaantrekkelijke grijze verkleuring vertoonde (beide tekstplaten zijn van zwarte Naamse steen). Ook wer den de familienamen in de vaandels boven de wapenschildjes langs de pilas ters geretoucheerd zodat dezen weer beter leesbaar werden. Uiteindelijk kon men eind november 1992 terugzien op een restauratie die soms moeilijk was, maar die dankzij de inzet van alle betrokkenen tot een bevredigend resultaat heeft geleid. De epitafen sieren de kerk van Burgh weer, nog steeds getekend door de tand des tijds, maar in een sterk verbeterde conditie.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1993 | | pagina 10