De West- en de Noordgevel van
de Nieuwe Kerk te Middelburg
vernieuwd in het begin der 20ste eeuw
11
G. SOPHIA VAN HOLTHE TOT ECHTEN
Inleiding
De Nieuwe- en de Koorkerk behoren van
ouds tot de Middelburgse Abdij. Wat
bouw en historie betreft zijn zij in hoge
mate met elkaar vervlochten 1). In het
totaal van de restauratie die de Abdij en
ook de kerken in de jaren 1885-1917 heb
ben ondergaan is ook de Nieuwe Kerk
begrepen geweest.
Toen de Zeeuwse hoofdstad in 1574 de
zijde koos van de Prins van Oranje kwam
een einde aan het oorspronkelijk funge
ren van de Middelburgse Abdij. Met het
vinden van nieuwe bestemmingen voor
de diverse gebouwen ervan door en voor
het gewestelijk bestuur en de stemheb
bende steden zijn vele jaren gemoeid
geweest. De Nieuwe Kerk werd al spoe
dig voor de Nederduits Hervormde ere
dienst opengesteld (1577) en de Koor
kerk enige tijd daarna (1597). De bouw
kundige samenhang van de Abdijgebou
wen werd door de wereldlijke overheid
niet verbroken. Ook niet door het
omstreeks 1798 genomen besluit tot uit
voering van het in 1795 genomen begin
sel van scheiding van kerk en staat,
waardoor het v.m. publieke kerkgebouw
voortaan behoorde aan de kerkelijke
gemeente 2).
Zoals alle oude gebouwen heeft ook de
Nieuwe Kerk de nodige lotgevallen
gehad. Er was geen zorg zoals wij ons
die voorstellen. Pas in het vierde kwart
der 19de eeuw kreeg men meer belang
stelling voor oude bouwwerken vanwege
hun historische waarde. Onder de monu
menten van 'geschiedenis en kunst'
namen de middeleeuwse kerkgebouwen
een voorname plaats in. Wanneer men
wegens verval wilde restaureren had men
vooral aandacht voor de oorspronkelijke
gedaante.
Wat de Nieuwe Kerk betreft is op de treu
rige toestand van de voorgevel de aan
dacht gevallen toen in diezelfde tijd de
staat van de Koorkerk tot discussies aan
leiding gaf. De gevels aan de Groenmarkt
waren in 1852 nog verbouwd. Vijftig jaar
later moest men echter al constateren dat
de Bentheimer steen die ervoor gebruikt
was totaal vergaan was 3).
De kerkvoogden vroegen wel geld bij de
regering om de voorgevel van de Nieuwe
Kerk eenzelfde behandeling te geven als
de gerestaureerde aangrenzende rijksge
bouwen, maar tegelijkertijd wilden zij de
Koorkerk afbreken, waardoor diezelfde
Abdijgebouwen van een van hun belang
rijkste onderdelen beroofd zou worden.
Een wat vreemde houding. Toen hun
besluit tot afbraak bekend werd stak een
storm van verontwaardiging op. B en W
van Middelburg, de Oudheidkundige
Commissie uit het Zeeuws Genootschap
der Wetenschappen (met J.A. Frederiks
als secretaris), Victor de Stuers en P.J.H.
Cuypers mengden zich in deze zaak. De
Koorkerk kon hierdoor worden gered 4).
De minister kreeg het advies eerst hulp te
bieden voor de restauratie van de Koor
kerk, die op grond van bouwvalligheid
aan de dienst was onttrokken en daarna
pas voor het minder dringende herstel
van de Nieuwe Kerk. Dit neemt niet weg
dat er in 1903 een plan is ontworpen voor
het herstel van de gevels aan de Groen
markt en tegelijk voor de oude stergewel
ven in de Koorkerk nadat daar door toe
vallige omstandigheden enige muurver
sieringen enz. tevoorschijn waren geko
men 5).
Het is er op uitgelopen dat de restauratie
van de beide kerken toch tegelijkertijd
werd aangevat. De geschiedenis van de
restauratie van de Koorkerk zal elders
worden beschreven. Hier beperken wij
ons tot die van de voorgevel van de Nieu
we Kerk.
Het herstel geschiedde onder toezicht
van architect J.A. Frederiks 6). De restau
ratie zou voor de helft met rijkssubsidie
kunnen worden gerealiseerd. De andere
helft van de kosten zou de kerkvoogdij uit
de kerkelijke fondsen beschikbaar stel
len. De werkzaamheden dienden te
geschieden overeenkomstig plannen die
door de regering moesten worden goed-
Westgevel van de Nieuwe Kerk te Middelburg vlak vóór de verandering in 1852 (Uit: ..De Nieuwe Kerk ie Middelburg"
door H. M C van Oosterzee in Jaarboekje voor Zeeland 1853).