13 beoogde verandering, net als ruim twintig jaar eerder bij de kloostergang het geval is geweest. De precieze geschiedenis die hij heeft doorgemaakt tot op het tijdstip van de door J. Tuyter vervaardigde tekening is niet bekend. Het pittoreske uiterlijk dat de gevel erop vertoont zal hij in de loop der eeuwen hebben verkregen. Wij zien twee puntgevels met zadeldak en de restanten van een pinakel aan de top. Voor de afvoer van het hemelwater uit de zakgoot tussen de daken diende een regenpijp die tegen de gevel was bevestigd. Sinds de verbreding van het kerkgebouw in 1571 stond voor de gevel de aangebouwde polygonale traptoren, enigszins uit het midden, wat aan het front een asymetrisch karakter gaf. Ter hoogte van het torendakje bevonden zich twee met een luik gesloten zolder- lichten. De beide grote kerkramen had den ruitjes van klein formaat, ook in het halfcirkelvormige segment Van tracering was geen sprake meer. Aan weerszijden waren twee steunberen zichtbaar met schuine afgedekte versnijdingen. Zij reik ten ongeveer tot aan de bovenkant van de kerkramen. Ook de beide haaks op de gevel staande beren verschilden onderling van vorm en evenmin vertoonden ze overeenkomst met die aan de Westgevel. Op de bega ne grond zien wij een 17de eeuwse toe gangspoort tot de kerkruimte. Links daar van een ingangetje, mogelijk voor de brandspuitmeesters om naar hun eigen 'loge' in de kerk te gaan 12). Er zal uiter aard speciaal toestemming verkregen zijn van het stedelijk bestuur en van de kerk meesters om deze opening in de Westge vel te maken. Aan de andere zijde van de 17de eeuwse poort bevond zich een portiek, dat toe gang gaf tot de buitendeur van de trapto ren. De schoorsteen die wij zien stond in verbinding met een of wellicht meer kachels in de kerk. Het dak van de twee tegen de gevel aan gebouwde huisjes vertoont een uitsparing voor het kerkraam. Een nogal vreemde situatie. Vóór de kerkingang stond een rij paaltjes in aansluiting op de stoep van de aangebouwde huisjes. Een plattegrond uit 1757 geeft de situatie in grote trekken weer zoals die in grond plan er toen uit moet hebben gezien. In 1818 kwam aan de binnenzijde tegen de Westmuur een monument te staan name lijk het praalgraf van de Gebroeders Evertsen, dat van de Oude Kerk naar de Nieuwe werd overgebracht. De aanlei ding hiertoe was, dat de Oude Kerk reeds Westgevel van de Nieuwe Kerk te Middelburg na de verbouwing van 1852 door de stadsbouwmeester G. H Grauss (Uit. „De Nieuwe Kerkte Middelburg' door H M C van Oosterzee in Jaarboekje voor Zeeland 1853).

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1993 | | pagina 13