verscheidene jaren buiten gebruik was,
zodat de tombe op een onbezochte
plaats stond. Het werd wenselijk geacht
na de 'schandelijke overheersing' (Franse
tijd), het nageslacht de roemrijke wapen
feiten, waar het monument aan herinner
de, voor ogen te stellen en de Nieuwe
Kerk kwam als nieuwe plaats het meest in
aanmerking. Als meest geschikte plaats
daar koos men de Westmuur uit tegen
over het orgel. Daar werd de tombe
opgesteld midden onder het raam.
In verband hiermee moesten enkele
bochten of zitbanken verdwijnen. In de
grond onder het monument bracht men
een grafkelder aan. Tot dekking en slui
ting van deze grafkelder zou een zerk
geleverd worden in de vloer tussen beide
tombes, Het bovengrondse praalgraf
kreeg bij de de verhuizing een beveiliging
in de vorm van zijschotten tussen het
monument en de stoelen van de kerk
ruimte; de schotten werden geschilderd
'in de manier van bardielje marmer' net
als de muur achter het praalgraf.
Het bestaande houten hek aan de voorzij
de van het monument voegde 'zeer wei
nig bij de uitmuntende fraaiheid', zo werd
gezegd; daarom kocht men een ijzeren
hekwerk aan tot groter sier en duurzaam
heid. Op de top van het monument kwam
een nieuw marmeren wapen van Prins
Willem II daar het Oranje wapen bij de
Bataafse Revolutie verloren was gegaan.
Westgevel van de Nieuwe Kerk le Middelburg. Ontwerptekening met details van de voorbouw, vervaardigd door de
stadsbouwmeester G. H. Grauss in 1851. (RAZ, Zelandia lllustrata, II, 550a.)
Ook de ridderband met de Orde van St.
Michiel eraan hangende rond het wapen
van Luitenant Admiraal Johan Evertsen
werd gerepareerd. Er was ook een kwes
tie over de inscriptie ,3).
De pronkgevel van Gerardus Hendrik
Grauss
De tot standkoming van de gevel
Gerardus Hendrik Grauss, stadsarchitect
van Middelburg, tekende de voorgevel
met de plattegrond van de voorbouw 14).
Vanwege het authentieke karakter is de
tekening waardevol en tevens vormt zij
een welkome aanvulling op de gegevens
die de tekening van Tuyter ons verschaft.
Volgens het bijschrift werd de bouwteke
ning gezien door B. en W. van Middel
burg op 26 september 1851. Het is op
zich zelf een merkwaardige zaak voor die
periode dat de stedelijke overheid inzage
krijgt van een ontwerp van een kerkgevel.
De stad droeg ook niet bij in de financiën.
Als dat het geval was geweest zou het
begrijpelijk zijn dat zij over het ontwerp
meebesliste. Het in 1798 geëffectueerde
besluit van de scheiding van kerk en
staat hield namelijk o.m. in, dat de kerk
voogden niet langer konden rekenen op
financiële hulp van de overheid. Het ont
werp van Grauss kon dan ook alleen wor
den opgedragen nadat een intekening bij
de leden van de kerkelijke gemeente was
ondernomen. De kerkelijke fondsen lieten
de aanzienlijke uitgave die de verande
ring vergde namelijk niet toe. Nog pas
zes jaar tevoren was het gehele inwendi
ge van dit kerkgebouw door Grauss aan
merkelijk 'verbeterd en verfraaid', waar
voor heel wat geld moet zijn uitgegeven.
Met deze inwendige verandering had het
kerkbestuur destijds overigens veel eer
ingelegd 15). Er was dus alle reden om
ook het ontwerp voor de nieuwe gevel
aan de Groenmarkt aan Grauss toe te
vertrouwen. Op 18 november 1851 werd
het werk in openbare aanbesteding aan
genomen door L. Landmeter en Zoon
voor f 12763. De werkzaamheden werden
in het voorjaar van 1853 voltooid.
Men was in die tijd in het algemeen meer
dan voorheen geneigd tot een radikale
vernieuwing. Hier zou een monumentale
gevel afgebroken gaan worden, die eeu
wenlang een bepaald stadsbeeld had
beheerst om te worden vervangen door
een facade aangepast aan de 'smaak
des tijds'.
De verandering van de gevel hield o.m. in
dat alle aanbouwsels tegen het vlak van