19 nieuwe opvattingen over de wijze van restauratie de overhand kregen, die veel meer de nadruk legden op behoud dan op vernieuwing. Een geschil over de glasvulling van de ramen Er is aanleiding nog iets meer te vertellen over de vensters. In 1905 bepaalde de restauratie zich nog hoofdzakelijk tot de Noordgevel, waar de ramen weer van spitsbogen werden voorzien en in de 'oude vorm' terug gebracht. Twee nieuwe raamvullingen van gotisch karakter wer den uit Brussel betrokken. Het waren in feite dubbele ramen. Aan de binnenzijde bestonden zij uit in lood gevatte kleine ruitjes. Aan de buitenzijde bedekt door grote ruiten met brugijzers. Van binnen gezien maakten de ramen een fraaie indruk, terwijl de verlichting van de kerk er zeer door werd verbeterd, maar tevens werd het euvel van de tocht afdoende bestreden. Over de grote ramen in de Westgevel is nogal wat te doen geweest. Aanvankelijk was de idee dat de vensters, die tesamen een oppervlakte besloegen van 60 m2, zouden voorzien worden van glas in lood zoals dit overal in de Abdijgebouwen gebeurde. Door de aannemer der restau ratiewerken werden twee modellen ver toond, waarvoor Frederiks de patronen had getekend. Wij weten niet hoe die er uitzagen. Op verzoek van de kerkvoog den werd in plaats van voor wit glas gekozen voor een vulling in verschillende kleuren. Als reden werd opgegeven dat de kerkgangers dan minder last zouden hebben van het zonlicht. Hoewel Frede riks aan de kerkvoogden kenbaar maakte dat hij deze oplossing niet fraai vond, meende hij toch aan de wens van de kerkvoogden tegemoet te moeten komen. Het betrof hier, zo oordeelde hij, een praktische eis van de inwendige dienst, die geen verband hield met de 'archeolo gische waarde' van het gebouw. Zo is het dan ook uitgevoerd. Zoals te verwachten viel, was Cuypers het met deze gang van zaken niet eens. Hij schreef de Minister dat een venster met een vulling rood, blauw en geel zijns inziens ondenkbaar was. De leverancier van het glas had Cuypers bovendien ver teld dat de kleuren buiten Frederiks om waren uitgezocht, hetgeen overigens door de kerkvoogden werd bestreden. Cuypers stelde de Minister voor dat ver vanging van het glas als voorwaarde gesteld zou worden bij de toekenning van de rijkssubsidie voor het komende jaar. De kerkvoogden vroegen de Minister zich neer te leggen bij de gang van zaken omdat een verandering van de glasvul ling tenslotte hoge kosten zou veroorza ken. De leverancier zou zeker niet geneigd zijn gratis ander glas te leveren en bovendien zou het nodig zijn tijdelijk kostbare houten betimmeringen aan te brengen voor de vensters om de kerk dienst gaande te kunnen houden. Frederiks steunde de kerkvoogden met eigen argumenten. Hij voerde aan dat van de buitenzijde vermoedelijk niets te bemerken zou zijn van de kleuren omdat de ramen daar bedekt zouden worden door grote ruiten net zoals bij de Noord gevel het geval was. Bovendien was het waarschijnlijk, zo merkte Frederiks op, dat de vensters binnen afzienbare tijd door gebrandschilderde ramen zouden wor den vervangen. Hij noemde in dit ver band de kerken te Dordrecht en te Arn hem, waar dit geleidelijk geschiedde, naar gelang vermogende ingezetenen bij de een of andere gelegenheid een geschilderd glas ten geschenke aanbo den. Voorts merkte hij op dat het inwendi ge van de kerk in het midden der 19de eeuw geheel gemoderniseerd was, en op weinig smaakvolle wijze was beschilderd, maar dat er geen kans bestond dat in deze toestand verandering zou komen en dat de nu geplaatste ramen met die interi eurbehandeling geen contrast vormden. Voor wie zich in de kerk bevond zouden ze geen misstand opleveren. Tenslotte heeft Cuypers met de gekleur de glasvulling genoegen genomen, ervan uitgaande dat de vensters binnen afzien bare tijd waarschijnlijk toch door gebrandschilderde ramen vervangen zouden worden. Ook om kosten te besparen berustte hij erin, dat de vervan ging van het toen aangebrachte glas tot dat moment zou worden uitgesteld De plaats van het monument Een tweede punt, dat tenslotte nog apar te aandacht verdient, is dat van de plaat sing van het praalgraf van de Gebroeders Evertsen door Rombout Verhulst aan de binnenzijde van de gevel. Cuypers heeft zich ook hiermee bemoeid. Hij verzocht om tekeningen en hij heeft veranderingen voorgesteld. Voor de restauratie bevond de tombe zich onder het Zuidelijk raam van de Westgevel. Tussen het monument en het z.g. Brandspuitmeestersbocht uit 1751, twee belangrijke onderdelen van het inte rieur, die Grauss in hun waarde heeft gelaten, bevond zich vooor de verbou wing in 1909 een ingang vanaf de Groen markt. Deze was, zo te zien, bescheiden van afmeting als wij de buitenzijde van het ingangsportaal in aanmerking nemen. Het gaat hier om een van de beide mid dentoegangen, aan weerskanten van de middenpijler. Door deze toegang smaller te maken dan Grauss op zijn bouwteke ning destijds aangaf, kreeg 'Evertsen' wat meer ruimte, hetgeen de belevingswaar de van het monument ten goede zal zijn gekomen. De Zuidelijke ingang was in het restaura tie-ontwerp aanvankelijk weggedacht, maar in plaats van de pseudo-ingang die daar zou komen, werd wel degelijk een echte toegang gemaakt. Het praalgraf kon daardoor niet meer op de oude plaats gehandhaafd worden. Dankzij een oude afbeelding uit de foto collectie Steenbergh te Amsterdam is het mogelijk iets over de gang van zaken aan de binnenkant van de gevel te vertellen Men moet begonnen zijn met het Brand spuitmeestersbocht te verplaatsen. Wel licht is die zelfs uit het interieur verwij derd. In de stukken wordt hier niet over gesproken maar de Voorlopige Lijst uit 1922 vermeldt slechts twee midden 17de eeuwse banken en niet een van oor sprong vroeg 17de eeuwse loge die hal verwege de 18de eeuw aan de Brand spuitmeesters is toegewezen. Wellicht had men in het begin der 20ste eeuw geen behoefte meer aan dit bocht. Vervolgens zal men begonnen zijn met het dichtzetten van de vier ingangen. In diezelfde tijd dat dit gesloten front ont stond werd het raam rechts van de mid denpijler in de oude vorm hersteld. Hier kon zolang het praalgraf worden geplaatst. Links van de middenpijler met het Grauss' raam is een constructie te zien met een dak om die pijler bevestigd, waarschijnlijk met het oog op de uit te voeren werkzaamheden aan het raam en de grafkelder. Vervolgens moet in een later stadium het grafmonument naar de Zuidgevel zijn overgebracht, midden tussen de beide meest Westelijke pilaren van het interieur zoals de plattegrond uit 1925 aantoont26). Noten: 1In zijn standaardwerk „De Monumenten van Mid delburg" wijdt Dr. W. S Unger ook enkele bladzij den aan de abdijkerken. Hij maakt duidelijk dat de veel verbreide mening, als zou men in de Iwee kerken eigenlijk éen kerk moeten zien de Nieuwe Kerk het sc-hip, het Auditorium - tegenwoordig als de z.g. Trouwkerk aangeduid - de kruising en de Koorkerk het koor, niet' houdbaar is. Dr W S Unger „De Monumenten van Middelburg", Middel burg 1943, p.60. 2) Het jaartal is overigens niet meer dan een globale aanduiding.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1993 | | pagina 19