11 den van Sluis zijn in het land niet de eni gen in kommervolle omstandigheden. Gezien de toestand van de schatkist is het derhalve nodig, zich tot het meest noodzakelijke te beperken. Het is: met andere woorden, gewenst een "algemeen plan van onderstand" op te maken, opdat men het daarvoor benodigde overzicht heeft, De aangeschrevene wordt geacht hier met spoed voor te zorgen, opdat dit overzicht reeds in 1819 als grondslag voor het subsidiebeleid zou kunnen die nen. Zodoende is een landelijke inventari satie van katholieke noden geboden. Per departementale circulaire van 7 januari 1819 worden alle provinciale gouverneurs daarvoor aan het werk gezet. Die van Zeeland is dan één van de eerste die zijn taak in deze volbrengt. Op 19 oktober 1819 kan zijn college van Gedeputeerde Staten een staatje met de gevraagde informatie leveren, inclusief een op priori teiten toegespitste rangvolgorde. Dat het toch nog zo lang geduurd had, was omdat het hen niet raadzaam had geleken "deswegens eene algemeene aanschrijving te doen, maar dat het ons verkieslijk toescheen, dat dezelve op eene confidentiële wijze door vertrouwde persoonen, die zich zoo veel mogelijk door eigen overtuiging verzekerden van het waarlijk noodzakelijke der voorgedra gen werken" werd gedaan. Alleen zo zou den correcte inlichtingen verkregen en overmatige aanvragen voorkomen kun nen worden. Het was een terechte inschatting, zoals achteraf te constateren viel aan de hand van de inderdaad alles zins overmatige aanvragen in de provin cie Gelderland, waar men deze voor zorgsmaatregel niet genomen had 12). Ofschoon later nader onderzoek wel geboden was, meende men in Middel burg dat het opgezonden memo voldoen de nauwkeurig was om er zich bij komen de beleidsbeslissingen op te kunnen baseren. Gedeputeerde Staten zijn daar bij tot de conclusie gekomen dat het opstellen van een prioriteitenlijst niet gemakkelijk is. De behoefte aan opbouw en uitbreiding is overal waar deze gevraagd werd stuk voor stuk hoogst noodzakelijk te achten, terwijl met het ver strijken van de tijd die noodzaak slechts zal toenemen. Daarom zou het feitelijk wenselijk zijn, om alles in één keer te doen. Voor het geval dit echter niet mogelijk is, zou men een driedeling t.a v. de spoedeisendheid kunnen maken. In totaal zijn elf staties als bouwrijp opge voerd, en geclassificeerd, daarvan liefst zeven in Zeeuwsch-Vlaanderen. En in de eerste categorie, zij, welke onmiddellijke hulp verdienen, bevindt zich Sluis 13). En wel met de aanvraag voor een nieuwe kerk. begroot op liefst ƒ30.200,- waarvoor het departement de bouwplannen reeds ontvangen moet hebben. De oude kerk valt niet te vernieuwen of te vergroten. De eerdere bezwaren daartegen had men in Middelburg kennelijk laten vallen, ook al was de bouwsom inmiddels met de helft toegenomen en bood men ter plekke nog maar ƒ1000,- als eigen bijdrage aan, zodat van rijkszijde ƒ29.200,- verwacht wordt. En dat was meer dan voor alle andere zes Zeeuwsch-Vlaamse subsidie kandidaten tezamen. Het was namelijk de enige gemeente waarvoor een compleet nieuwe kerk gevraagd wordt en het was ook de enige gemeente waarvoor een dergelijk groot bedrag gevraagd wordt. Voor de navolgende, Middelburg en Oostburg, gaat het om nog minder dan de helft van de som. Het totaal der ver langde onderstandsgelden bedraagt ƒ92.568,17, op een begrote uitgave van ƒ100.648,34. Daarvan is dus een derde voor Sluis. Het is een opvallende wending in de houding van het provinciebestuur. En de reden dat men in Middelburg zijn eerdere oppositie tegen zulke hoge bedragen had opgegeven was mogelijk, dat ook voor de hervormden perspectief in hun zaak gekomen was, als gevolg van de opdracht tot een soortgelijke landelijke inventarisatie voor hun kerkgenootschap. De rondreis van 1820 en haar gevolgen Op 8 januari 1819 had namelijk ook de directeur-generaal voor de Hervormde Eeredienst, F.W.F.T. baron Van Pallandt van Keppel (1772-1853). de koning voor gesteld om gezien het stijgende aantal subsidie-aanvragen voor herstel en nieuwbouw in zijn sector meer systema tiek in het subsidiebeleid aan te brengen door het opstellen van een prioriteitenlijst. Ook hier spreekt Willem I in een reactie zijn wens uit, dat men het aldus noodza kelijk geworden "algemeen plan van onderstand" al gedurende het lopende jaar zal kunnen benutten. En dat schept perspectieven. Weliswaar bevindt Sluis zich nog niet onder de gelukkigen die per KB van 22-1-1819 no, 40 bij een massale uitdeling gesubsi dieerd worden, maar dat de hervormden uit dit stadje op de bedoelde prioriteiten lijst hoog zullen klimmen, wordt door nie mand betwijfeld. Op 1 februari 1819. dus nog geen maand na de hiermee corre sponderende activiteit van Pallandts katholieke collega, worden de provinciale gouverneurs hiervan per vertrouwelijke circulaire op de hoogte gesteld. Daarbij wordt inzonderheid de wens geuit om i.v.m. de benodigde rijksbijstand de eigen bijdrage zo hoog mogelijk op te voeren. Hoe men deze informatie moet verkrijgen laat het rijk aan de betrokkenen over. Alleen - en daarmee wordt de lijn van Gedeputeerde Staten voor de katho lieke wederhelft doorgetrokken - is een algemene aanschrijving niet verkieslijk omdat daardoor de vraag onnodig stijgen zal. Desondanks zou de cumulatieve som er uiteindelijk niet om liegen. Toch hadden Gedeputeerde Staten hun best gedaan om de kosten zo laag moge lijk te houden. De meest geëigende weg om dit te bereiken was hen daarbij door R.K. Eeredienst aan de hand gedaan. Goubau was namelijk over de landelijke optelsom van alle katholieke wensen niet erg te spreken geweest De ingezonden informatie bleek onnauwkeurig, en boven dien was men teveel op de berichten van de betrokkenen zelf afgegaan, zonder deze op juistheid te controleren. Hij heeft derhalve besloten het in het ver volg anders aan te pakken Om een betrouwbare opgave te verkrijgen dient een lid van Gedeputeerde Staten aange wezen te worden om, vergezeld van een deskundige, alle R.K. kerken die verbete ring behoeven persoonlijk te bekijken. Beide dienen tevens te zorgen voor bestek en begroting, en hun verslag zo in te richten, dat duidelijk is, welke verbete ringen meer en welke minder dringend zijn. Het dient vergezeld te gaan van een opgave van de aard van de reparaties en de kosten, de vaste inkomsten, de baten en lasten van de katholieke gemeenten, de mogelijke parochiale bijdragen tot de bouw, waarbij de belanghebbenden erop gewezen dienen te worden, dat het hun plicht is. zoveel mogelijk zelf te betalen. Dit alles, opdat het meest dringende werk ook inderdaad het eerst verricht wordt, en het overige eerst na verloop van tijd, al naar de schatkist het toelaat. Hel is de bedoeling dat de katholieken dan zo uit eindelijk overal over geschikte kerken beschikken, waarvan zij het onderhoud dan wel in het vervolg zelf zullen moeten bekostigen 14). De gevraagde delegatie diende per ommegaande benoemd te worden, en het werk vervolgens onverwijld aan te vangen. De gouverneur heeft zodoende op 16 februari 1820 het collegelid jonk heer A.C. van Citters met het onderzoek ter plekke belast, en hem daartoe meege geven de inspecteur der landsgebouwen, Abm. Voerman, alsmede één der geëm ployeerden van de provinciale griffie, M. Paspoort, en de statenbode J. Cadet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1994 | | pagina 11