12
De hervormde kerk te Sluis. (Rijksarchief Zeeland, Zelaridia Illustrate verzameling prentbriefkaarten)
De commissie, die vrijwel meteen daarna
voor een maand - van 18 februari tot 21
maart - op pad gaat, slaat daarbij twee
vliegen in één klap. Van Doorn heeft hen
de opdracht meegegeven, ook meteen
alle hulpbehoevende hervormde kerken
te inspecteren, en dat zijn er nogal wat.
Maar het komt, zoals hij 2 maart 1820 Van
Pallandt schrijft, een gelijke behandeling
van de beide belangrijkste kerkgenoot
schappen ten goede. Beide departemen
ten doen dan na afloop ook niet al te
moeilijk over de rekening. De reiskosten
worden keurig half om half gedeeld.
De reis heeft dan.ook geloond. Voor de
hervormden is de exacte mate weliswaar
wat moeilijk te bepalen, omdat het
immers de eerste algehele Zeeuwse
inventarisatie was. Maar voor de katholie
ken was het al de tweede. In deze bran
che was de gevraagde cumulatieve sub
sidiesom met bijna tweederde terugge
bracht, en daar wogen alle reis- en ver
blijfkosten van 1375 ,- niet tegen op. De
begrote bouwkosten waren bovendien
nagenoeg gehalveerd, want nieuwbouw
was uiteindelijk bij nader inzien nergens
nodig gebleken, ook niet in Sluis.
Als de gouverneur op 17 januari 1821
Goubau zijn verslag uitbrengt, staat voor
rooms Sluis een post van slechts
ƒ8332,40 als subsidie genoteerd. Daar
van is ƒ4868,90 "voor eene agteruitsprin-
gende vergrooting", de rest voor herstel
van het oude kerkgedeelte en de pasto
rie. Voerman heeft er een plan voor opge
maakt. De ƒ1000,- die de gemeente voor
nieuwbouw aangeboden had, en die
inderdaad de eigen krachten ver te
boven ging, heeft men hierop niet in min
dering gebracht l5).
Ofschoon er dus drastisch bezuinigd is
en van de twaalf als subsidiabel opge
voerde staties er geen een geld voor
nieuwbouw nodig heeft, is Sluis, met vol
gens opgave 878 katholieke ingezetenen
qua zielental middelgroot, nog steeds de
Zeeuwse gemeente die het meeste zal
krijgen. Het totaal aan onderstand
bedraagt, op een bouwsom van
ƒ58.066,01, ƒ38.963,45. Daarvan is twee
derde voor de negen Zeeuwsch-Vlaamse
gemeenten, wat verhoudingsgewijs welis
waar meer is dan in eerste instantie, maar
waarbinnen ditmaal veel minder is uitge
trokken voor Sluis. Prioriteiten durft Van
Doorn niet aan te geven. Zijns inziens is
dat vrijwel ondoenlijk. En gezien de
bescheiden totaalsom hoopt hij dat dit
ook niet nodig zal zijn. Om geen aanlei
ding tot onderlinge jaloezie te geven acht
hij het voor de katholieken gewenst alle
gemeenten tegelijk te subsidiëren.
Om dezelfde reden acht hij dat ook voor
de hervormden gewenst: een dag eerder,
16 januari 1821, had hij terzake bij Van
Pallandt een rapport ingediend. Alleen
beliep de cumulatieve som daar een aan
merkelijk hoger bedrag - ƒ73.118,21 - op
een totale geschatte bouwsom van
ƒ103.961,15. In zijn verslag had de gou
verneur de opgaven gesplitst in drie cate
gorieën: nieuwbouw, vergroting en her
stel. Hij acht het net als voor de katholie
ken "hoogst wenschelijk" om de subsidie
aan allen in een keer te verlenen. Anders
wil hij eerst de beschikbare som voor het
eerste jaar weten, om een selectie aan te
kunnen brengen. Precies hetzelfde dus
als hij een dag later voor de katholieken
zou verlangen, ingeval men zijn voorstel
om in één keer aan alle ellende een eind
te maken om moverende redenen mocht
afwijzen.
Voor vier gemeenten is geld voor een
nieuw onderkomen nodig: voor Retran-
chement voor aankoop van een pastorie,
voor Bath voor de inrichting van een
woning tot kerk, en voor de Waalse
gemeente in Vlissingen en de hervormde
van Sluis voor de herbouw van de kerk.
Daarbij valt die van Sluis, met 836 zielen
ook voor de hervormden een middelgrote
gemeente, met ƒ32.000,- veruit het duurst
uit. Zij het, dat die voor Vlissingen ten
bate van 150 zielen met ƒ10.223,45 ver
houdingsgewijs nog duurder is. En zij het
ook dat de herbouw van de hervormde
kerk ongeveer hetzelfde zou gaan kosten
als de indertijd geplande nieuwbouw van
de kerk van de nagenoeg even grote
katholieke gemeente.
Sluis kan zelf, ofschoon met een schuld
van ƒ8005,- belast, hiertoe ƒ22.000,- bij
dragen. Dat is zeer veel; in alle andere
gevallen gaat het aandeel van de
gemeente de ƒ1000,- niet te boven. Vliss
ingen zou zelfs geheel op subsidie aan
gewezen zijn. Het is ook in vergelijking
met de katholieken zeer veel, omdat van
hen in de tweede 'ronde' immers niets
meer verlangd scheen te worden. De
door de provincie voorgestelde subsidie