13 beloopt echter nog altijd ƒ10.000,-. Zeker binnen Zeeuwsch-Vlaanderen, waar verder slechts kleinere ondernemin gen (vergroting, herstel) op het program ma staan, springt Sluis er zo uit. Voor de andere zes wordt tezamen namelijk nog net iets minder voorgesteld dan voor Sluis alleen ,6). De toestemming voor nieuwbouw Zo heeft de gouverneur voor beide gezindten voorlopig zijn taak volbracht. Het woord is nu aan de respectievelijke directeur-generaals in Den Haag. De katholiek Goubau is van hen het vlotst. Reeds op 1-2-1821 schrijft hij de koning het verslag van Van Doorn geheel te onderschrijven. Gezien de drastische reductie van de totale som en de nauw gezetheid van het door de commissie verrichte onderzoek is er geen reden om het gevraagde niet in eens toe te kennen. Alleen rond hi] de bedragen licht naar beneden af; voor Sluis blijft zo ƒ8300,- over. Om nu van een doelmatig gebruik van dit geld zeker te zijn, wenst hij te bepalen dat de werken onder toezicht van de gouverneur zullen worden uitge voerd. Daarop had deze overigens al zelf aangedrongen. Een dag later, per KB van 2 februari 1821 no. 82, wordt in deze zin door Willem I beslist. Aan hervormde zijde duurt het iets langer. Van Pallandt heeft pas op 11 april 1821 zijn rapport gereed, zij het dan ook meteen voor alle provincies tegelijk. Zee land komt bovenaan te staan omdat de situatie hier het beroerdst is 17), Hij had deze namelijk onlangs persoonlijk in ogenschouw genomen, waarbij hem gebleken was dat het aantal hulpbehoe vende gemeenten hier toch wel bijzonder talrijk was. Bovendien had men er onlangs een fors bedrag aan de katholie ken gegeven, wat tot bijzondere hoop aan hervormde zijde had geleid. Voor de Zeeuwse hervormde gemeenten, zo vervolgt hij, was alles bijeen (d.w.z. na aftrek van de Dissenters) ƒ62.462,- gevraagd. Omdat er voor 1821,- nog maar ƒ40.000.- over is, kan slechts een deel van de Zeeuwse gemeenten gehol pen worden. Voor de door hem als meest urgent aangemerkte gemeenten was tezamen om ƒ18.077,- verzocht; door hantering van een soort kaasschaafme thode heeft hij eenvijfde weten te bespa ren. Het totaal is tot ƒ14.000,- geredu ceerd. Als allereerste komt z.i. Sluis in aanmer king - net als bij de katholieken. Deze gemeente is immers door brand van haar fraaie kerk beroofd; "met treurig aanden ken heb ik op gemelde mijne reis als overblijfsel van die kerk niet dan een afgebranden bouwval gezien". Aan de prijs van een nieuwe is voor kerk en staat beide evenwel wat veranderd. Althans aan de bijdrage van het rijk, en daarmee automatisch ook aan de benodigde som van de gemeente. De aan de door de gouverneur opgegeven subsidie van ƒ10.000,- gerelateerde begroting van ƒ32.000,- is weliswaar niet te ruim geno men - hij was immers onder het oog van Van Doorn zelf opgemaakt - maar het moet mogelijk zijn "om nog een paar dui zend Guldens daarop te kunnen bezuini gen". En indien bij nader inzien dit toch niet mogelijk mocht blijken, kunnen de belanghebbenden het ontbrekende mis schien op een andere wijze vinden: ƒ8000,- als rijksbijdrage moet voldoende zijn. Daarnaast horen nog zeven andere Zeeuwse gemeenten tot de gelukkigen. Zij krijgen echter aanmerkelijk geringere bedragen, want het gaat hierbij slechts om dorpskerken, en bovendien nergens om nieuwbouw. De koning geeft daarop te kennen dat hij maximaal ƒ45.000,- wil geven, over drie gelijke jaarlijkse termij nen te verdelen, met het verzoek om een voorstel in deze. Van Pallandt voegt daar op nog één gemeente aan die van 1821 toe, voor de nu beschikbaar gestelde ƒ1000,- Daarna komt hij voor 1822 en 1823 met een verdeling onder de rest, met bedragen uiteenlopend van ƒ300,- tot ƒ6000,- het laatste bedrag voor ver groting van de kerk van Wissenkerke. Maar de koning heeft zich kennelijk bedacht en besluit per KB van 2-5-1821 no.33 wel de bewuste bedragen toe te kennen, maar niet aan te geven voor welk jaar. Van Pallandt wordt gevraagd een nadere regeling te treffen, en ditmaal raadpleegt de directeur- generaal wel de gouverneur. Van Doorn mag een volgor de aanbrengen, en doet dit 24 mei 1821. Sluis zakt daarbij op de lijst. De gouver neur geeft er namelijk de voorkeur aan eerst zoveel mogelijk verschillende gemeenten te helpen, d w.z. die. voor wie men met kleine sommen kan volstaan. Zo delen velen in de welwillendheid van de koning, en wel op zeer korte termijn met effect. De hogere bedragen zijn immers grote werken die toch met in het lopende seizoen voltooid zullen kunnen worden; de betaling ervan kan. ook als men er nu aan begint, met gemak tot het volgende jaar worden uitgesteld. Sluis wordt dien tengevolge in 1822 ondergebracht. De bouw van de hervormde kerk In Sluis gaat men nu ijverig aan de slag. De hervormden hebben hun kerk als eer ste gereed. Door land te verkopen krijgt men al spoedig de betaling rond, en als het zogeheten Provinciaal College van Toezicht op 14 december 1822 meedeelt dat de kerkvoogdij het na gedane opne ming zinniger oordeelt om niet de oude kerk te herstellen, maar om een geheel nieuwe - het bestek ervoor wordt bijge voegd - te bouwen, heeft Van Pallandt geen bezwaren. Eén en ander zal name lijk niet duurder uitvallen dan wederop bouw. Bovendien bevond de oude kerk zich in een uithoek, waar de nieuwe juist zeer centraal zal komen te liggen Inderdaad beloopt de bijbehorende begroting, al op 31 januari 1822 door de conducteur bij de Rijkswaterstaat te De Katholiek kerk le Sluis (Rijksarchief Zeeland. Zelandia lllustrata verzameling prentbriefkaarten)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1994 | | pagina 13