19
werck". Blijkbaar is er nogal wat naar
beneden gekomen waardoor ook de kerk
ernstig werd beschadigd. Waarschijnlijk
is de achtkantige spits door het nood
weer tot de huidige bodem van de grote
lantaarn (open met een koepeldak
gedekte bekroning van de spits die in dit
geval op zijn beurt is bekroond met een
kleine lantaarn) verwoest.
Het is opvallend dat er snel tot herstel
van de toren werd besloten die zelfs ver
fraaid moest worden wanneer we beden
ken dat de Tachtigjarige Oorlog in de eer
ste decennia het eiland Tholen ernstig
heeft getroffen. De inwoners van de smal-
stad moesten regelmatig soldaten huis
vesten en onderhouden en bovendien
heffingen in verband met de oorlog beta
len, terwijl in 1575 de bewoners van de
polders tussen Sint-Maartensdijk en Sint-
Annaland voor een groot deel of geheel
van graan en vee werden beroofd en hun
woningen en schuren door de soldaten in
Spaanse dienst als brandhout werden
gebruikt. Velen kwamen om van ellende
zoals in de desbetreffende rekening van
de rentmeester van de Nassause
Domeinraad staat beschreven of verlieten
de streek. Blijkbaar heeft men niet bij de
pakken neergezeten. De kosten van het
herstel worden gedekt door een heffing
van 8 groten vlaams per gemet grond
waarvan de helft door de eigenaar en de
ander helft door de pachter moet worden
opgebracht.
Een nieuw model spits
Jan Janszn. Wale maakte het ontwerp
van een nieuwe spits die nu met een
achtkante open koepel of lantaarn zou
worden uitgevoerd. Hij werd voor 250
ook de aannemer van het werk. Het hout
werk moest worden uitgevoerd in rode of
witte olm.
De open lantaarn was bedoeld voor het
ophangen van klokken. Het bestek zegt
hierover dat de aannemer "het huysken
daer de slachtclocke inne hangt" moet
afbreken, de klokken moet afnemen en
elke klok "in haer plaetse" in de lantaarn
boven de loden zolder hangen. Behalve
de slagklok voor het aangeven van de
uren worden dus ook andere klokken in
de lantaarn gehangen. Vermoedelijk was
dit een voorslag zoals in de meeste
Zeeuwse steden in de 15de en 16de
eeuw is aangeschaft.
Uit het bestek valt ook op te maken dat er
in de toren een uurwerk stond dat de tijd
door middel van één wijzer en een slag-
klok aangaf.
In de volgende eeuw wordt de toren ver
rijkt met een beiaard en wel door een
door Peter III van de Ghein uit Mechelen
vervaardigd klokkenspel.
Het klokkenspel van 1616
De pauze in de Tachtigjarige Oorlog,
bekend als het Twaalfjarig Bestand,
benutte het stadsbestuur voor de aan
schaf van een beiaard met automatisch
speelwerk.
De veel bezongen klokken van Arnemui-
den waren in het begin van de 17de
eeuw reeds bekend. Sint-Maartensdijk
nam dit klokkenspel van Pieter van den
Ghein tot voorbeeld. Burgemeester Pieter
Janssen ging zelfs ter plaatse de maten
van het uurwerk opnemen.
Op 4 oktober 1614 werd het maken van
het uur- en speelwerk aangenomen door
Pieter Hendericksen te Bergen op Zoom.
Hij kreeg anderhalf jaar de tijd en moest
zijn werk konform het werk te Arnemuiden
maken voor 316.13.4.
Het uur- en speelwerk moest meer dan
4000 pond (ca. 2000 kg) wegen en
geschikt zijn voor een uurslag, halfuur
slag en 14 speelklokken.
Bijna twee maanden later, op 29 novem
ber, sluit het stadsbestuur een overeen
komst met Peter III van den Ghein (1552 -
1618) uit Mechelen. Dit betreft het gieten
van 17 klokken "die op haeren behoirlic-
ken toene sullen accorderen, konform het
accoert en de toen van oorlage van de
toene van de stede Ermuyden", Volgens
het kontrakt moest de stad de gebroken
klokken of klokkenspijs leveren. In hoe
verre de gebroken klokken zijn geleverd
is niet duidelijk daar de stadsrekening
van 1613/1614 een betaling van 100
aan Govaert Jacobss in Middelburg ver
meldt voor het leveren van klokkenbrons.
Deze werd bezorgd aan het logement
van Van den Ghein te Bergen op Zoom.
In de jaren 1615 en 1616 werden de klok
ken gegoten en hierna gekeurd door Jac
ques Bayermans (beiaardier), Willem
Marcelis en de organist van Bergen op
Zoom, waar de klokken ook werden
gegoten.
Over de zuiverheid van de tonen waren
zij niet geheel tevreden en Van den Ghein
heeft dan ook enige "quade doeken"
moeten hergieten, terwijl hij ook enige
heeft uitgehouwen, gestemd derhalve,
waarna het spel is aanvaard.
De klokken die de Tweede Wereldoorlog
hebben overleefd wegen tussen de 26 en
636 kg en hebben een diameter van 31
tot 100 cm.
Bijdrage van de bevolking
Een deel van de kosten werd gedragen
door een aantal stedelingen en zelfs
bewoners van de polders schonken geld.
De stadsresoluties vermelden 65 perso
nen die bijdragen gaven van 10 schellin
gen tot 3 pond. Hierbij was ook de predi
kant. De rentmeester van de Oranjes
schonk meer dan 8 pond. De "musiciens
der Stede", schoolmeester en organist
Jan Franssen, Jan Liens, Cornelis Ver-
muyden, Hinderich Liens, Hinderich Pig-
gen, Gheert Sauvegreyn en Cornelis Pan-
craes schonken 10 pond voor de achtste
klok.
Philippus Liens en Hendrik Liens, de laat
ste was dijkgraaf en burgemeester,
schonken drie klokken; dit volgens de
opschriften op deze klokken. De grootste
klok draagt het langste opschrift:
Peeter van den Ghein heeft ghegoten tot
Bergen op Zoom anno MDCXV (1615).
Pieter Couwenburgh schoutet, Jan Pig-
gen ende joncker Laureys Plouch dros-
sert over Sinte Martensdijck ende Scher-
penisse, Geleyn Eewouts Gelders ende
Ocker Gielis Burgemeester, Pieter Jansen
schepen, Marinus Antonis, Hendric Pig-
gen secretaris en Jacop Marinus Helle,
Bouwen Claessen, Thomas Pigen, Corne
lis Piers Hoelenaer ende Willem Jans Jou
schepen, Adriaen Michiels bode.
De overige klokken vermelden alleen het
jaartal en de naam van de maker.
Beiaardiers
Schoolmeester en organist Jan Franssen
werd de eerste stadsbeiaardier, Deze
laatste betrekking vervulde hij met ingang
van 1 oktober 1616. Hoewel het uurwerk
eerst enige maanden later werd gekeurd
door de stadssmid van Middelburg, kun
nen we aannemen dat het werk was vol
tooid. Na de benoeming van Jan Frans
sen tot stadsthesaurier in 1621 werd Cor
nelis Pancraes door de magistraat in
1623 aangenomen om zondag, vrijdag en
wanneer hem dat werd opgedragen te
beieren. Daarnaast moest hij het speel
werk 1 x per maand of kwartaal verste
ken, wanneer hij daartoe opdracht kreeg.
Daartegenover stond een jaarsalaris van
8.6.8.
Vermoedelijk werd de beiaard hierna
steeds bespeeld door de schoolmeester.
In de 19de eeuw was Francois Was
schoolmeester-beiaardier. Hij werd in 1834
opgevolgd door ondermeester Izak Hage
Dzn.. die het beieren vermoedelijk van zijn
voorganger heeft geleerd De functie van
klokkenist werd in 1858 afgeschaft.
Het carillon werd toen reeds meer dan vijf
jaar niet of nauwelijks met de hand
bespeeld. Voor zijn tractement als klokke
nist gaf de hoofdonderwijzer les aan arme
kinderen.