22
buiten de toren werd opgesteld en de
afbraak van een ijzeren hek dat in 1884
werd geplaatst als afscheiding van het
kerkhof.
Het dagboek van opzichter W.J. Reder
vermeldt in februari dat het werk van 2 tot
14 februari 1953 werd stilgelegd in ver
band met de watersnood en dat perso
neel beschikbaar werd gesteld voor de
hulpverlening.
In de rampnacht van 1 februari werd ook
de smalstad getroffen. De vloedbalken in
de coupure boven aan de Kaaystraat bij
de haven braken door, waarna het water
zich een weg baande naar de lagere
delen. De schade bleef echter beperkt.
De gemeente Sint-Maartensdijk telde
twee slachtoffers die in het Sint-Maartens-
dijkse deel van de Staveriissepolder
woonden.
Toen men op 16 februari het werk hervat
te, moest men beginnen met het oprui
men en schoonmaken van het materiaal
dat in het zoute water had gelegen. Hier
na kon men regelmatig doorwerken. De
spits zelf werd in de werkplaats van Huur
man in Delft gemaakt en na demontage
op de toren opgebouwd. Nieuw zijn
onder andere de acht hoekstijlen. Dat
geldt ook voor de betonvloeren van de
zolders en een bliksemafleiderinstallatie.
Tijdens het afbikken van de oostgevel
aan de kant van de kerk werd een vroe
gere dakaansluiting gevonden van waar
schijnlijk het eerste schip dat in de twee
de helft van de 15de eeuw werd vervan
gen of vergroot. De nokhoogte kwam
overeen met de onderkant van de trek-
balk en lag gelijk met de bovenkant van
het kapiteel der kolommen. Deze vondst
verklaart ook de plaats van de galmgaten
die aan de oostzijde voor een deel achter
de kap vallen.
Het laatste werk was de bouw van een
gemetselde muur en de plaatsing van
een ijzeren draaihek als afscheiding van
het voormalige kerkhof en de Hazen
straat. Eind 1955 was men hiermee ver
gevorderd.
De restauratiebegroting werd met 20%
overschreden en vastgesteld op
199.607,- waarop het Rijk 60% subsidie
verleende.
Restauratie beiaard
Na de oorlog gaf de Nederlandse Klok
kenspel Vereniging in 1947 het advies de
teruggevonden Van den Gheinbeiaard te
restaureren om het intieme karakter ervan
niet verloren te laten gaan. Tijdens de
restauratie van de kerktoren in 1953 -
1954 onder architektuur van Van der
Kloot Meyburg komt het carillon opnieuw
vooruit geschoven in verband met bezui
nigingen op de Rijksbegroting.
In 1952 dreigde het ministerie van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen geen
40-50% subsidie te verlenen wanneer de
gemeente niet met de kerkvoogdij tot
overeenstemming kon komen over de
verdeling van de eigen bijdrage. De kerk
voogdij kon de kosten van haar deel met
dragen en stelde voor haar deel van de
toren over te dragen. De gemeente die
ook een zeer bouwvallig stadhuis bezat
en andere grote uitgaven had, nam na
enige aarzeling in 1952 de kosten van de
restauratie van de hele toren op zich met
als voorwaarde dat ook de eigendom
werd overgedragen. Kort daarvoor werd
de gemeente gemachtigd de meest
urgente werken uit te voeren.
Restauratie toren 1952 -1955
Eind november 1952 begon de firma D.
Huurmans jr. te Delft, die in Tholen sinds
1946 aan de restauratie van de Grote
kerk werkte, aan de ingrijpende restaura
tie van de toren. Een van de eerste wer
ken was de bouw van een tijdelijke klok-
kestoel voor een van de luidklokken, die
De klok van Oito Bakker van 1760 als luiklok (klepel) en beiaardklok (slaghamer) (Folo J P B Zuurdeeg, 1981)