4 Armweeshuis aan het Noordpoortplein Krijttekening door C onder hun hoede, tot een nieuwkomer ook deze taak overnam. Zo moest Frederik Willem Hugenholtz van 4 februari 1795 tot 19 juli 1797 de armwezen in het inmiddels afgebroken armweeshuis onderrichten. De wezen waren geen gemakkelijke catechisanten, en de arm wezen hadden eeri nog slechtere naam dan de burgerwezen. De kinderen leer den hun les niet goed, waren rumoerig en onwillig. In 1806 bezocht een diaken eens de catechisatie en toen bleek hem tot zijn schrik dat de kinderen vrijwel geen vragen konden beantwoorden. Bovendien waren ze vaak brutaal en ongezeggelijk. Daarom vervulden de pre dikanten slechts hun verplichte lesuren aan de wezen en poogden de regenten de predikanten na afloop zo gunstig mogelijk te stemmen door hun in alle Springer. 1854 (RAZ. Zei. III. II 671) toonaarden te bedanken. Op een buitengewone vergadering van de regenten, op woensdag 19 juli 1797, nam Hugenholtz afscheid met een toe passelijke prediking voor de verzamelde wezen over Prediker 12 vers 1: 'Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen'. De dienst werd met psalmgezang besloten, waarna de weesjongen Daniel van Druijnen Hugenholtz dankte voor zijn lessen, zijn 'betoonde moeijtens, ijver en liefderijk- heijd onder toebidding dat den hemel zijn eerwaardens liefdepogingen hier aangewend, nog verder mogen zeege nen en ten nutte maaken'. Vervolgens bood hij hem een prachtig verlucht dank dicht aan, in een vergulde lijst geplaatst. In die tijd was het aanbieden van dank dichten een veelvoorkomende vorm om een hooggeplaatste begunstiger te dan ken voor zijn diensten of liefdegaven. Middelburgers uit de hoogste kringen hadden er een gewoonte van gemaakt de wezen te laten delen in de feestvreugde wanneer zij zelf iets buitengewoons te vieren hadden. Zij boden de wezen dan meestal een feestmaal aan. De kinderen genoten uiteraard van een dergelijk maal, want dan kregen zij veel vlees; soms zelfs hele speenvarkens. Op het gewone menu van de weeskinderen stond slechts wei nig - en altijd goedkoop - vlees. Na afloop van een dergelijk maal ging een aparte delegatie uit het tehuis naar de gulle gever, die de fortuinlijke Middelburger bedankte voor zijn liefdegaven. Aanzienlijken die bewindhebber van de VOC werden en die de weeskinderen uit vreugde voor hun benoeming een feeste lijke maaltijd aanboden, konden ook zo'n delegatie en soms tevens een dankdicht verwachten. Maar ook voor de gewone liefdegaven die voor het weeshuis tradi tiegetrouw rijkelijk stroomden, zoals schenkingen in natura (linnen en andere stoffen, hout, gort, bier, aardappelen, paasbroden en allerhande andere artike len en voedingsmiddelen) bedankten de regenten (in de Middelburgsche Courant) uitvoerig. Ook was het gebruikelijk dat met nieuw jaar de regenten en regentessen een dankdicht van de wezen kregen aange boden en die gewoonte breidde zich steeds verder uit. Wanneer een nieuwe regent aantrad of een regent bedankte voor zijn erefunctie, kreeg hij eveneens een op papier gezet gedicht. Maar veel van deze dankuitingen waren niet zo fraai verlucht. Zeker niet de nieuwjaarswen sen. Dat werden een soort wedstrijdjes in schoonschrijven. De kinderen konden kiezen uit een beperkt aantal gedichtjes, die zij zo fraai mogelijk moesten over schrijven Voor de kinderen leverden deze bedankjes een aardigheidje op. In de achttiende eeuw treffen wij bij enke le aanzienlijke heren fraai versierde dicht werken aan, die ook niet door de kinde ren zelf werden vervaardigd. De weeskin deren namen dit fenomeen over en schreven op hun ietwat onbeholpen manier een gedichtje over, zonder dat veel aandacht werd besteed aan de ver siering Hooguit trokken ze er zelf een aantal krullende lijnen omheen In de negentiende eeuw werd deze wijze van bedanken zeer populair; bij ieder evene ment werd een dankdichtje geprodu ceerd. Meestal klinken deze in onze oren

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1994 | | pagina 4