De hoektorentjes op de toren van Kapelle G.J. LEPOETER 'Juist in Zeeland worden de dorpen gekenmerkt door hun kerk, die vaak met een stoere toren boven de omringende bebouwing en hoge boomsingels uit steekt. Een Zeeuwse kerk zonder toren is haast ondenkbaar'. Aldus de karakteris tiek van H. Janse in Kerken en torens in Zeeland. Dit geldt zeker voor Kapelle. Hier is de toren opvallend aanwezig. Zowel stoer als sierlijk, zowel rijzig als rank, trekt dit bouwwerk van verre de aandacht. Het is een voorbeeld van laat middeleeuwse baksteenbouw in optima forma. Het kleine beetje natuursteen aan de ingangspartij en aan het boogfries onder de trans valt in het niet bij de grote vlakken metselwerk van de gevels. De bouw van de toren is te dateren in de 14e eeuw. Vrij kort na of nog gelijktijdig met de bouw van het zuiderkoor als oud ste gedeelte van de kerk -omstreeks 1325- zal men met de voorbereidingen van de bouw zijn begonnen. Onder het grote venster boven de ingang bevindt zich een zandstenen lijst met in gotische letters daarin een vijftal namen gebeiteld: Heinrich van Abeele, Jacob Willemsz., Pieter Govertsz., Hein Stül, Andries Wil lemsz. Waren dit bouwers aan kerk en/of toren, geestelijken, kerkmeesters of finan ciers? We weten het niet. Het hier even eens voorkomende jaartal 1427 slaat vrij wel zeker op het feit dat de ingang niet oorspronkelijk is, maar omstreeks die tijd werd toegevoegd. Het kan ook het jaartal zijn dat een nieuw kerkschip -dat later in de 15e eeuw werd verhoogd en uitge breid- gereed kwam. De toren ontleent haar schoonheid niet aan ingewikkelde details of fraai beeldhouwwerk, maar juist aan het eenvoudige en stoere muurwerk. Typerend voor de Vlaamse kustgotiek zijn de paren steunberen die zich naar boven toe verjongen. De steunberen reiken tot de derde verdieping, halverwege de hoogte van de romp en worden daar met een waterlijst aan elkaar verbonden. Aan de oostzijde ontbreken de steunberen. Met de aan die zijde grote open spits boog is dit het bewijs dat de toren tegen een bestaand kerkschip is aangebouwd. En dan de hoektorentjes. Dresselhuis geeft er in zijn destijds spraakmakende Godsdienstleer der aloude Zeelanders (1845) hoog van op. Schrijvende over de Kapelse kerk, die hij 'de moeder der rondomgelegen heiligdommen' noemt, zegt hij: 'welker hooge met vijf spitsen prijkende toren het getuigenis geeft van vroeger hoog aanzien en bijzondere voor- regten'. In de beoordeling van de ver meende plaats die Kapelle innam in de ontwikkeling van het middeleeuwse Zuid- Beveland, heeft 'de met vijf spitsen prij kende toren' lange tijd een grote rol gespeeld. Uiteraard is het zo dat de Kapelse toren met zijn intact gebleven gemetselde spits Eén van de hoektorentjes. Juni 1922 (Foto Antonietli. Monumentenzorg).

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1995 | | pagina 15