12
Een orgel werd als gebruiksvoorwerp
gezien, dat bij veranderde opvattingen
over muziek aangepast diende te worden.
Bij het orgel van Zierikzee begint dat pro
ces in 1874. In de zomer van 1874 voert
J.Fr. Witte een omvangrijke herstelling uit
die nog door zijn vader, Chr.G.F. Witte
(overleden in 1873). is voorbereid.
De frontpijpen, die men te zwak vindt, wor
den vernieuwd, de Mixtuur krijgt een ande
re samenstelling, zonder tertskoor, de
stemringen verdwijnen waarna de pijpen
van nieuwe stemkrullen worden voorzien,
de doorslaande tongwerken worden
opslaand gemaakt, de windvoorziening
wordt waarschijnlijk ook bij die gelegenheid
met kleine regulateurbalgen aangevuld.
In 1895 wordt het orgel schoongemaakt
en van kleine technische gebreken her
steld door L. van Dam Zonen te Leeu
warden. Hierbij vinden geen veranderin
gen plaats.
Dat is wèl het geval in 1916 wanneer de
orgelmaker P. van Dam, die de vierde
generatie van het huis Van Dam verte
genwoordigt, aan het orgel werkt. De
organist S. Klimmerboom is de initiator
van deze herstelling, die wederom ingrij
pende veranderingen met zich mee
brengt. Het orgel wordt voorzien van nieu
we strijkende registers, gemaakt en geïn-
toneerd met behulp van actuele hulpmid
delen, rolbaarden genaamd, waardoor
een meer geprononceerde toon ontstaat.
Drie registers van 1848 moeten hiervoor
wijken. Curieuzer is echter de betalings
wijze voor deze ingreep. Eén van die ver
wijderde registers was de trechtervormige
tinnen Viola di Gamba van het Boven
werk. Klimmerboom en Van Dam hadden
vervolgens bedacht, dat dan ook nog wel
de tinnen Violon 16 voet van het Pedaal
verwijderd kon worden. Samen vertegen
woordigden die 81 pijpen, waaronder vele
grote exemplaren, een flinke waarde. Van
Dam verklaarde zich dan ook bereid, voor
die tegenwaarde aan materiaal de veran
deringen uit te voeren. Een van de zeld
zame voorbeelden van een restauratie
met gesloten beurs! Bij diezelfde gelegen
heid bracht Van Dam een zwelkast voor
het Bovenwerk aan.
In 1937 vindt nog een kleine ingreep
plaats. Het oorspronkelijke concave
pedaalklavier wordt door een nieuw, vlak
klavier vervangen, en een pneumatische
tremulant wordt toegevoegd aan het
orgel.
Herstel en restauratie
Wanneer enkele jaren later de oorlog
voorbij is, blijkt het orgel grote schade te
hebben opgelopen. Met grote moeite
wordt de kerk provisorisch dicht gemaakt
en inventariseert men de gebreken. Veel
pijpen zijn beschadigd door granaatscher
ven. Weer en wind hebben het orgelinteri
eur geteisterd.
Het duurt uiteindelijk tot 1947 voordat
afdoend herstel van het orgel plaats vindt.
Het wordt uitgevoerd door de firma J. de
Koff en Zoon te Utrecht onder advies van
de Nederlandsche Klokken- en Orgelraad.
De gebreken worden hersteld waardoor
het orgel weer in functie terugkeert. De
veranderingen in de dispositie, die in 1916
waren uitgevoerd, vinden geen genade in
de ogen van de adviseurs. Eén register
wordt volgens de oorspronkelijke bedoe
ling van de makers hersteld, maar voor
andere registers wordt de romantische
mode van 1916 ingeruild voor de barokke
mode van die tijd: hoge vulstemmen.
Na enkele decennia van functioneren, in
toenemende mate overigens moeizaam,
treedt opnieuw verval in. De kerk verliest
haar oorspronkelijke functie, en wederom
zijn het weer en wind, alsmede de op
deze wind vliegende duiven, die bezit van
kerk en orgel nemen. De organist, die dit
allemaal meemaakte, D. Visser, heeft
onnoemelijk veel inspanning verricht om
het orgel gaande en schoon te houden.
Uiteindelijk kregen echter toch de gebre
ken de overhand en was aan een restau
ratie niet te ontkomen. Pogingen daartoe
leden in eerste instantie schipbreuk.
Door die omstandigheid zijn de noodzake
lijke herstellingen uiteindelijk ook in de
meest plausibele volgorde uitgevoerd. De
Stichting Oude Zeeuwse Kerken, die eige
naar van kerk en orgel is geworden, heeft
eerst de kerk doen restaureren, waarna
subsidie beschikbaar kwam voor herstel
van het orgel. Schrijver dezes werd hier
toe als adviseur aangetrokken. De
opdracht tot restauratie werd gegeven
aan de orgelmaker L. Verschueren in het
Limburgse Heythuysen.
In twee fasen werden de werkzaamheden
uitgevoerd: in 1993 aan het uiterlijk, paral
lel aan de werkzaamheden in het kerkin
terieur, terwijl de restauratie van het
eigenlijke muziekinstrument, alles wat zich
dus in de kas bevindt, in 1995 en 1996 tot
stand kwam.
Alle onderdelen van het instrument zijn nu
nagezien en weer in optimale conditie
gebracht, een tijdrovend en met een zake
lijke term het beste als 'loonintensieve'
procedure te omschrijven. Zoals het
maken van een orgel nog steeds hand
werk is, zo is restaureren dat ook. Daar
naast bevat een groot orgel als dat van
Zierikzee een onnoemlijk aantal onderde
len, die stuk voor stuk beoordeeld, en zo
nodig hersteld of vernieuwd moeten wor
den.
Subjectieve gedachten hebben bij déze
restauratie geen rol gespeeld. De houding
ten opzichte van cultuurbezit is daarvoor
te zeer veranderd. Conservering van het
aangetroffen bestand is het nu geldende
uitgangspunt, waarbij de erkenning van
de diversiteit van ons monumentenbe
stand een waardevolle ondersteunende
gedachte genoemd kan worden.
Slechts de in 1947 ingevoegde elementen
hebben het veld moeten ruimen voor
terugkeer naar de toestand van 1848. De
retoucheringen van 1874 en wat er van
1916 nog resteerde, zijn gerespecteerd.
Zelfs het pedaalklavier van 1937 is her
steld en bewaard gebleven.
Door deze restauratie heeft het orgel van
Zierikzee zijn identiteit weer ten volle
teruggekregen, een karakter, dat we het
beste een 'Kam. Van der Meulen en Wit-
te-orgel' zouden kunnen noemen. Daar
naast funktioneert het in technisch opzicht
weer betrouwbaar en inspirerend.
Moge het orgel vele luisteraars en spelers
vreugde, ontroering en muzikale inspiratie
bieden gedurende een lange reeks van
jaren.
(Zie voor bijzonderheden over de restau
ratie ook het artikel van de organist van
de Nieuwe Kerk, Rinus Verhage, in Bulle
tin nr. 29, november 1992).