15 den op 22.170.- geschat. De bouw van de pastorie en het schoolgebouw met onderwijzerswoning had Kaijser ieder op 6.000,- getaxeerd. De Gecommitteerde Raden konden zich geheel verenigen met de voorgestelde plannen. De heren Schorer en Van de Spiegel werden bedankt voor de door hun genomen moeite. Op 9 december 1782 werd besloten tot de bouw van de kerk, de pastorie en de school met onderwijzerswoning. Kaijser kreeg de opdracht zo snel mogelijk de bestekken met een definitief kostenplaatje in gereedheid te brengen. De aanbeste ding van de kerk met consistorie en regen bak vond plaats op 12 maart 1783. Van de elf inschrijvers was Engel de Witte uit Tho- len met ruim 23.400.- de laagste inteke naar zodat de opdracht aan hem werd gegund.6) Als opzichter op het werk werd aangesteld, Gilles Deurwater, ingaande per 1 mei 1783, op een daggeld van 6 schellingen per dag, inclusief de zaterdag en zondag. Uit de bewaard gebleven instructie voor de opzichter blijkt dat het gebouw een fundering op houten palen kreeg en dat alle door de aannemer aan gevoerde materialen door Kaijser op de bouwplaats gekeurd moesten worden.7) De bestekken voor de pastorie en school met onderwijzerswoning had Kaijser op 13 augustus gereed. De bouwkosten, waarbij inbegrepen de klinkerstraat op het kerkhof en rondom de gebouwen, bedroegen ruim 14982,-. Op 18 september 1783 vond de aanbesteding plaats. Aannemer was Pie- ter Walmeester.8) De bouw van de kerk Op 29 mei 1783 werd de eerste steen voor de nieuw te bouwen kerk gelegd door Maria Petronella Schorer, oudste dochter van Mr. Willem Schorer J.A.Zn. Over de bouw van de kerk is nauwelijks iets bekend. Uit de nog aanwezige stukken komt alleen naar voren dat niet alles vol gens plan is verlopen.9) Zo berichtte Engel de Witte in oktober 1783 aan de Staten van Zeeland dat hij door toedoen van de leveranciers van leien, smits- en steenhou- werswerk niet in staat was om te voldoen aan artikel 33 van het bestek waarin stond dat het dak voor 1 november op de kerk moest liggen. De landsfabriek werd door de Staten verzocht om deze zaak te onderzoeken. Hij kwam tot de conclusie dat de aannemer, door onzorgvuldigheid en een slechte directie, geen goede afspraken met de leveranciers had gemaakt waardoor het werk de nodige ver traging had opgelopen. Het was inmiddels onmogelijk het werk voor de winter gereed te krijgen zodat hij adviseerde de muren, die tot de hoogte van de muurplaten waren opgetrokken, behoorlijk met pannen af te dekken tot in het aanstaande voorjaar het werk hervat kon worden. In 1784 werd er zowel aan de kerk als aan de pastorie en school gewerkt, zodat er relatief veel arbeiders in Hoofdplaat aan wezig waren. In de zomermaanden had Francois Eversdijk, baljuw van Hoofdplaat en IJzendijke, reeds verschillende kleine geschillen, hetzij tussen de arbeiders onderling of met hun bazen, moeten ver effenen. Op 6 september kwam het tot een escalatie.10) De aanleiding was dat Over- dulve, herbergier te Hoofdplaat, een arbei der met geweld de Hoofdplaatpolder uit zette. Dit had tot gevolg dat de arbeiders, die reeds een wrok tegen Overdulve had den, in opstand kwamen en verhit door de drank vernielingen aan een woning in Hoofdplaat aanrichtten. Eversdijk kreeg van de Staten de opdracht zorg te dragen dat de rust en de goede orde onder de werklieden en de opgezetenen zo spoedig mogelijk weerkeerde. Indien nodig kon hij de hulp van de militie te IJzendijke inroe pen. Bovendien zou er te Hoofdplaat een waarschuwing met de volgende inhoud worden aangeplakt: 'Waarschouwing. De Gecommitteerde Raade van de Edel Mogende Heeren Staaten van Zeeland, met ongenoegen vernomen hebbende, de moedwilligheden die onlangs op de Hoofd plaat, partage van Zeeland, aan een bur gerhuis zijn gepleegd, als mede de onwille onder de werklieden aan de gebouwen die van 's Landswege aldaar gesticht worden, waarschouwen bij deeze een ijggelijk dien het aangaat, zig stil en vreedzaam te Coenraad Kaijser, architect van de kerk, pastorie en school te Hoofdplaat, getekend door J. Perkois. (RAZ ZG Zl IV-493)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1996 | | pagina 15