18
berokkenen.21) De gewichten van het uur-
en slagwerk hingen namelijk levensge
vaarlijk boven de zitplaatsen van de vrou
wen.
Over het onderhoud van de kerktoren ont
stond verschillende malen onenigheid tus
sen de kerkelijk - en burgerlijke gemeente.
In 1835 weigerde de burgerlijke gemeente,
die tot nu toe het onderhoud van de toren
en klok voor zijn rekening had genomen,
een noodzakelijke reparatie uit te laten
voeren. Men was van mening dat bij
Koninklijk Besluit van 9 januari 1815 de
gehele kerk inclusief toren met uurwerk
overgedragen was aan de kerkelijke
gemeente. In Zeeuwsch- Vlaanderen, dat
in 1795 bij Frankrijk was ingelijfd, waren
niet zoals in de Bataafse Republiek in
1798 de kerktorens toebedeeld aan de
burgerlijke gemeentes en de kerken aan
de kerkelijke gemeentes. De kerkelijke
gemeente van Hoofdplaat was dus ver
plicht, maar financieel niet in staat, zorg te
dragen voor de toren en het uurwerk. Na
overleg sloten het plaatselijke - en kerkelij
ke bestuur op 10 oktober 1835 een over
eenkomst. Hierin werd bepaald dat beide
partijen ieder, nu en in de toekomst, de
helft van de kosten van herstel en onder
houd van de toren zouden betalen. Het
onderhoud van het uurwerk en de bezoldi
ging van de klokkenist en klokluider kwa
men voor rekening van de plaatselijke
overheid. Het uurwerk en de klok bleven
wel het eigendom van de hervormde
gemeente. Eén van de eerst uit te voeren
werkzaamheden zou het verplaatsen van
de gewichten van het uur- en slagwerk
zijn.
In 1914 werd op het nieuwe raadhuis een
uurwerk geplaatst en beëindigde de
gemeente het contract van 1835. De ker-
De pastorie rond 1930.
keraad was het hiermee niet eens en
schakelde conform artikel 3 van die over
eenkomst Gedeputeerde Staten in. Deze
stelden de gemeenteraad in het ongelijk.
De kerk was samen met de pastorie en de
onderwijzerswoning als één bouwkundige
eenheid ontworpen. Deze woningen, één
etage hoog, met voorgevels die eikaars
spiegelbeeld vormden, stonden vooruit
springend aan weerszijde van de kerk
waardoor een symmetrisch complex ont
stond. Van de facades van de woningen,
door lisenen geleed, was de middenpartij
verhoogd met een voor het schilddak uit
gebouwde halve verdieping die bekroond
werd door een driehoekig fronton gelijk
aan dat van de kerk. Het kerkplein was
van de straat gescheiden door een stenen
muur met een hek tussen twee hardstenen
palen die in één lijn lag met de voorgevels
van de pastorie en onderwijzerswoning.
Helaas resteert van Kaijsers schepping nu
alleen nog de kerk. De onderwijzerswo
ning met school, in een slechte staat van
onderhoud verkerend, werd in 1829 door
de burgerlijke gemeente aangekocht om
het raadhuis in onder te brengen. Daar
voor moesten er een aantal veranderingen
in de woning worden aangebracht. Op de
zolder, boven het leslokaal, werd een
raadskamer ingericht en op het dak kwam
een torentje. De raadskamer was alleen
toegankelijk via de gang in het woonge
deelte van de onderwijzer. Door de toena
me van het aantal leerlingen ging de
gemeente in 1876 over tot de bouw van
een nieuwe school zodat het oude leslo
kaal omgebouwd kon worden tot secreta
rie. Eerst in 1909 werd er een nieuwe
onderwijzerswoning gebouwd en kreeg de
burgerlijke gemeente de beschikking over
het gehele huis. In 1912 besloot de
gemeenteraad tot de bouw van een nieuw
raadhuis en werd het oude gebouw, de
voormalige onderwijzerswoning, afgebro
ken.
De stenen kerkmuur was al eerder verdwe
nen. Wegens bouwvalligheid en te hoge
restauratiekosten werd hij in 1891 vervan
gen door een ijzeren hek.
Eind 1938 nam de kerkeraad het besluit
om de oude pastorie af te breken. Met
gebruikmaking van het goede afbraakma
teriaal werd op dezelfde plaats een nieuwe
pastorie opgetrokken.
Interieur
Het ontwerp voor het meubilair en de
inrichting van de kerk was eveneens door
Kaijser gemaakt. Door het ontbreken van
tekeningen en bestekken is het onbekend
hoe deze plannen waren. De preekstoel
en het doophek, beide in Lodewijk XVIe