19
Interieur van de kerk met Lodewijk XVI preekstoel.
stijl, zijn in ieder geval door Kaijser ontwor
pen. Van wanneer de gesloten mannen
banken, staande langs de noordoost- en
zuidwest wand. dateren is onbekend, wel
licht uit de beginperiode. De gesloten vrou-
wenbanken in de middenruimte zijn in
1860 geplaatst. Er is bij die gelegenheid
geopperd om het doophek dat de kerk nu
'ontsierd' te verwijderen.22) Op de lesse
naars van de banken zijn houten kande
laars bevestigd. Opmerkelijk is dat de kan
delaars op de mannenbanken een recht
hoekige voet hebben en die op de vrou-
wenbanken een ronde voet. Bij bijzondere
diensten worden er nog altijd kaarsen in
gebrand. De lichtkroon is in 1898, na een
inzameling onder de gemeenteleden, aan
gekocht voor het in dat jaar gerestaureer
de kerkgebouw. Bij de restauratie na de
Tweede Wereldoorlog werd de lichtkroon
voorzien van electrische kaarsen.
Al in 1837 waren er stemmen opgegaan
om een orgel, kosten ca. 700,- a 800,-,
aan te schaffen. Voorstanders merkten op
dat een orgel een verrijking zou betekenen
van de openbare Eredienst en een ver
fraaiing van het kerkgebouw. Tegenstan
ders voerden aan dat het niet raadzaam
was, nu de toestand van de kerkelijke
financiën zo ongunstig was, de enige obli
gatie die de kerk bezat te verkopen voor
de aanschaf van een niet volstrekt noodza
kelijk sieraad dat bovendien in de toe
komst de nodige financiële lasten met zich
zou meebrengen. De tegenstanders won
nen.23) Eerst in 1910 kwam de aanschaf
van een orgel weer ter sprake. De kerke-
raad wilde het kerkbezoek stimuleren.
Geopperd werd dat dit bereikt zou kunnen
worden door de aankoop van een orgel,
door velen gewenst, of een kachel. Van
wege het verschil in prijs werd voor de
kerkverwarming gekozen. In de twintiger
jaren van deze eeuw schonk een gemeen
telid een huisorgel.24)
Verder bevindt zich in de kerk een acht
tiende eeuwse koperen houder voor het
doopvont, bevestigd aan de trap van de
preekstoel. Het deksel daarvan is deze
eeuw gestolen. Daarnaast is er een
smeedijzeren standaard voor het doopbek
ken, vervaardigd door Kees Clement uit
Vught. De laatste is aangeboden door de
rooms-katholieke gemeente omdat zij in
1962. wegens de verbouwing van hun
eigen kerk, vier maanden lang de her
vormde kerk voor hun diensten mochten
gebruiken.
Het interieur doet sfeervol aan, mede door
de kleur waarin het meubilair is geschil
derd. De bochten (banken) zijn blauwgrijs
en de preekstoel is blauwgrijs met wit
geverfd, naar men aanneemt dezelfde
kleur als in 1785 is gebruikt.
Restauraties
Over de reparaties die in de negentiende
eeuw hebben plaatsgevonden is nauwe
lijks iets bekend. Alleen van de restauratie
die aan het einde van de vorige eeuw
werd uitgevoerd zijn enige gegevens
bewaard gebleven.25) De kerk bevond zich
toen in zeer slechte staat. De kerkvoogdij
liet in 1894 een begroting opstellen van de
uit te voeren herstellingen aan de kerk. Tot
grote schrik ging het om een bedrag van
1.895,56. Dit kon men onmogelijk
opbrengen. In het begin van het jaar was
er al een lening van ruim 300,- afgeslo
ten om de onderhoudskosten van 1893 te
kunnen betalen. Daarom werd besloten
alle benodigde stukken naar de Synodale
Commissie te sturen ter verkrijging van
financiële steun. Dit resulteerde erin dat
aan de kerkelijke gemeente een verklaring
van hulpbehoevendheid werd verleend.
Desondanks kon men niet de benodigde
fondsen verwerven om de werkzaamhe
den te laten uitvoeren, zodat de kerkvoog
dij er toe overging in 1896 slechts een deel
van het werk aan te besteden. Toen het
Provinciale College van Toezicht op het
beheer der kerkelijke goederen hiervan op
de hoogte werd gesteld ging zij niet
accoord. De kerkvoogdij had namelijk ver
zuimd, overeenkomstig de eisen van een
schrijven van de Synode d.d. 5 augustus
1895 no 43, om de werklieden te verzeke
ren tegen geldelijke schade veroorzaakt
door ongelukken of sterfgevallen op het
werk. Evenmin was in het bestek opgeno
men dat er geen sterke drank op het werk
geschonken mocht worden. De voorzitter
van de kerkvoogdij reisde naar Middelburg
om de kwestie te bespreken. De kerkvoog
dij was bereid de verzekeringskosten te
betalen. Niettemin werd er geen toestem
ming verleend. In Middelburg voerde men
nu aan dat de restauratie in zijn geheel
moest worden uitgevoerd. Ten gevolge
hiervan moest de aannemer ontslagen
worden van zijn aanneming.
In 1898 had de kerkelijke gemeente, door
het aanschrijven van allerlei subsidie verle
nende instanties, de geldmiddelen bijeen
gebracht om de restauratie te laten uitvoe
ren. Deze werd inmiddels op 2.423,06
geraamd. November 1898 kon de kerk. die
drie maanden gesloten was geweest
wegens de werkzaamheden, weer in
gebruik worden genomen. Veel was er
gebeurd: het dak gerestaureerd, de dakgo
ten vernieuwd, een nieuw plafond aange
bracht, de binnen- en buitenmuren
opnieuw gepleisterd, het binnen- en bui
tenhoutwerk geschilderd, nieuwe gordijnen
opgehangen, nieuwe bijbels op de kansel
en de voorlezersbank en nieuwe stoelen in
de consistorie. Al een jaar later werd in
een kerkvoogdijvergadering opgemerkt dat
het dak niet geheel wind- en waterdicht
was zodat binnen enkele jaren weer hoge
onkosten te verwachten zouden zijn.
Bij de zware strijd die in de Tweede
Wereldoorlog in West Zeeuwsch-Vlaande-
ren is gevoerd werd de kerk op 15 septem
ber 1944 ernstig beschadigd.26) De toren,