Zwarte roodstaarten hebben het speciaal
voorzien op gebouwen van wat grotere
omvang. Naast kerken zijn ook stations
gebouwen, fabriekscomplexen en flats
favoriet. Vrijwel iedere dorpskerk herbergt
tegenwoordig wel een paartje van deze
charmante zangertjes.
Duiven zijn er altijd volop rond de toren.
Het zijn verwilderde tamme duiven, maar
wie met het vogelboekje in de hand
nauwkeurig de beesten bestudeert ont
dekt dat er veel exemplaren tussen vlie
gen die als twee druppels water lijken op
de in Zuid-Europa inheemse rotsduif. Dat
is één van de voorvaderen van onze
gedomesticeerde duiven en het is een
normaal verschijnsel dat nakomelingen
van verwilderde cultuurdieren weer de
kenmerken van de wilde soort gaan ver
tonen.
De laatste vogel in het rijtje typische
kerkvogels is de kauw. Net als de rots
duif neemt de vogel voor zijn nestplaats
genoegen met een wat beschaduwde
vensterbank of een ondiepe muurnis. De
kauw is een echte cultuurvolger, die zich
bij voorkeur ophoudt in de menselijke
omgeving. Als aaseter vindt-ie zijn kost
je gekocht in onze wegwerpmaatschap
pij.
Ook de torenvalk dankt zijn naam aan een
zekere voorkeur voor het broeden in kerk
torens en andere hoge gebouwen. Maar
in de huidige tijd kun je hem zeker niet als
een typische kerkbewoner beschouwen.
Dè plaats die bij de torenvalk tegenwoor
dig favoriet is, vormen de op hoge palen
geplaatste nestkasten aan de rand van
boomgaarden. In kerktorens zie je ze zel
den meer.
Ook bij de natuurlijke bewoners van het
kerkelijk erf zie je dingen veranderen. De
ene soort gaat en de andere komt. Maar
onze kerkgebouwen zullen wel tot in leng
te van dagen hun eigen typische bewo
ners herbergen. De Psalmdichter zei het
immers al:
Zelfs vindt de mus een huis o Heer.
de zwaluw legt haar jongskens neer.
In 't kunstig nest, bij Uw altaren....