Natuur op het kerkelijk erf 7 CHIEL JACOBUSSE Als kind zat ik soms minutenlang te turen naar een dagpauwoog of atalanta die tij dens de preek vertwijfeld langs het raam fladderde in een poging om naar buiten te komen. Het is niet zo toevallig als het lijkt dat zo'n dier in de kerk verzeild raakt. De hoge ruimte met veel rust en relatief sta biele temperatuur vormt voor vlinders een ideale plek om te overwinteren. En het zijn niet alleen overwinterende vlinders die asiel zoeken in de kerk. Oude kerken hebben een heel eigen scala aan bewo ners, die zich vaak aan de waarneming van de gemeenteleden onttrekken. Niet alle bewoners zijn trouwens even welkom. De beruchte bonte knaagkevers en ander houtvernietigend gespuis daar gelaten, zijn ook andere indringers vaak als hinderlijke bijwoners te vuur en te zwaard bestreden. Neem nou de kerkuil. Een prachtige, lichtgekleurde uil met een wit, hartvormig "gezicht". Het is nog niet eens zo lang geleden dat een koster ergens in de Zak van Zuid-Beveland met een bezem een kerkuil doodsloeg. In het verleden stond er zelfs een premie op het doden van het beest. Enkele decennia geleden stond de kerkuil op het punt van uitsterven. Twee oorza ken waren daar voor aan te wijzen: het kwistige gebruik van vergif tegen knaag dieren en een groot gebrek aan nestgele genheid. Enerzijds verloor de kerkuil veel terrein in boerenschuren; anderzijds wer den steeds meer kerktorens potdicht gemaakt met gaas, juist om vogels en andere bewoners te weren. Bevuiling van de torenzolders met uitwerpselen en braakballen werd steeds minder getole reerd en daarmee werd ook de kerkuil uit gebannen. Dat de vogel de eeuwen door zo fel vervolgd is vindt ook zijn oorsprong in het bijgeloof dat uilen onheil veroor zaakten. Uilen werden soms zelfs levend vastgespijkerd aan de schuurdeur om onheil te weren. Op het kerkelijk erf verblijven veel vogels die van origine als rotsbewoners gelden. Een heel vertrouwd beeld rond de oude Zeeuwse kerken vormen bijvoorbeeld de groepen gierzwaluwen, die in de avond schemering rondom de toren zwieren. Apus apus, zo luidt de zondagse naam van de gierzwaluw en dat betekent letter lijk "zonder poten". Dat is misschien wat overdreven, maar vast staat dat de gier zwaluw maar zelden op zijn pootjes terecht komt. Het overgrote deel van zijn leven brengt deze meestervlieger door in het luchtruim. Op flinke hoogte soms, maar het ankervormige silhouet van de vogel is zo kenmerkend dat je ook hoog in de lucht de vogel moeiteloos kunt herken nen. Wetenschappers beweren dat de vogel soms drie jaar onafgebroken in de lucht kan doorbrengen. Tijdens de trek blijven gierzwaluwen permanent in de lucht, ook als ze slapen en zelfs de paring voltrekt zich in de lucht. Daar zijn ze dan ook letterlijk onnavolgbaar. Een luchtreis van een paar honderd kilometer is voor de gierzwaluw een gewoon blokje om. Een betrekkelijke nieuweling, die ook genoegen neemt met hoge kerkgebouwen als equivalent voor steile rotswanden is de zwarte roodstaart. Het diertje is precies wat zijn naam voorgeeft: overwegend zwart van kleur met een opvallende rode staart. Als je het beest wat precieser bekijkt zie je dat alleen de keel en boven buik van het mannetje echt diepzwart zijn; voor de rest is het verenkleed leikleurig. Op de vleugels zie je nog een paar witte vegen. Bij de dames is het hele verenpak egaal zwartbruin, maar ook zij hebben de kenmerkende zwarte staart. Met die staart worden vaak snelle bewegingen gemaakt als de vogel verontrust of geagiteerd is. Kerkuil, vaak als een hinderlijke bewoner van kerktorens beschouwd. (Tekening door A A. Karman, 1996)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1996 | | pagina 7