14 Er was veel geld beschikbaar en bij veel projecten waren steeds dezelfde mensen betrokken. Bovendien was het aantal orgelbouwers, aan wie opdrachten ver strekt werden, niet groot. De SOC bestond in 1954 uit: staatsraad mr. W.F. Schokking, voorzitter; mr. G.D. Cohen Tervaert, penningmeester: H.J. van der Wolk, Leo Mens en dr. J.W. Doeve. Als deskundigen waren toegevoegd: Adriaan Engels, organist van de Grote Kerk in Den Haag; de al eerder genoemde Lambert Erné; Willem Hülsmann, organist van de St. Joriskerk in Amersfoort (beide laatst genoemden werden begin 1954 belast met een onderzoek naar alle orgels in het watersnoodgebied), alsmede dr. H.L. Oussoren, organist te Wassenaar. Ous- soren werd, na zijn benoeming tot Rijks adviseur inzake orgelaangelegenheden, opgevolgd door Cor Edskes, organist van de Doopsgezinde Kerk in Groningen. Lambert Erné speelde een groot aantal van de nieuwe orgels in; enkele malen nam Willem Hülsmann de honneurs waar en incidenteel werd een inspeling ver zorgd door Adriaan Engels. De verbinding tussen de Orgelcommissie en het Nationaal Rampenfonds wordt dui delijk als we weten dat Commissie-voor zitter Schokking tevens vice-voorzitter van het Rampenfonds was. Volgens Lam bert Erné 5) ontwikkelde zich onder voor zitterschap van Schokking een stuwende kracht achter de vernieuwing. Erné is hier ongewoon bescheiden want bekend is, dat hij zelf een voortrekkersrol speelde waar het ging om de promotie van het Noordduitse orgeltype. Zijn intensieve relatie met de firma Marcussen zorgde ervoor dat veel orgels van dit bedrijf in Nederland werden geïntroduceerd. Een beperkt aantal orgelbouwers van Neder landse bodem die in dezelfde trant bouw den, genoten weldra ook de eer om opdrachten in de wacht te slepen. De als gevolg van de stormvloedramp sterk gestegen vraag naar nieuwe orgels en het feit dat Marcussen bezig was met enkele grote opdrachten (restauratie orgel van de Haarlemse Bavokerk en bouw transeptorgel Rotterdamse Lau- renskerk) heeft een grote stroom opdrachten naar de gebroeders Van Vul pen te Utrecht veroorzaakt, zoals hieron der wordt uiteengezet. Deze firma bouw de o.a. een serie van 30 kleine orgels, speciaal voor het rampgebied. Aan het eind van de jaren zestig heerste een soort euforie over wat er in het ramp gebied aan orgelnieuwbouw was bereikt. Erné jubelde in 1969: 'Zeeland is een orgelparadijs geworden van de eerste rang, Zeeland is praktisch gesaneerd.' En Kriek schreef in 1964 al: 'Met de inge bruikname van beide Marcussen-orgels door Lambert Erné op 14 april jl. (n.l. in de Gasthuiskerk en de St. Willibrorduskerk - P.S.) is het Zierikzeese orgelbezit vorste lijk bekroond. Het moge ten voorbeeld dienen voor andere steden, waar nog veel orgeldecadentie op te ruimen valt. Er zijn, naar wij hopen, geen rampen nodig om te komen tot een verbetering van de orgel stand aldaar!'6) Waaruit bestond die deca dentie dan en is er overal sprake van ver betering geweest? Nieuwe orgels In de volgende lijst zijn alle kerkgebouwen op Schouwen-Duiveland opgesomd waar in tussen 1953 en 1975 nieuwe orgels zijn geplaatst. In deze periode was nieuw bouw doorgaans het vervolg op als gevolg van de ramp afgekeurde orgels. Het gaat om 17 nieuwe orgels in 20 jaar tijd op een eiland met ongeveer 30.000 inwoners en met bijna 40 kerkgebouwen. De instru menten zijn volgens bouwjaar gerang schikt. Enkele orgels met electro-pneumatische tractuur die in genoemde periode werden geplaatst en die daardoor nog gerekend kunnen worden tot de voorbije wijze van orgelbouwen, zijn hier niet genoemd. Waarom orgels die na 1900 werden gebouwd (bijvoorbeeld van de Goese orgelbouwer Dekker) werden vervangen, zal ik hier niet onderzoeken. De waarde van deze instrumenten moet geringer geacht worden wegens het gebruik van minder duurzame materialen als gevolg van de moeilijker wordende economische omstandigheden en de toepassing van meer op kwantiteit dan kwaliteit gerichte produktiemethoden (veel kerken van voor al gereformeerde signatuur waren in die tijd, soms najaren van strijd, toe aan hun eerste orgel). Ook elders in het land is een groot aantal orgels uit de eerste helft van deze eeuw, zeker van na 1915, inmiddels al weer vervangen hetgeen hun gebrek aan kwaliteit aantoont. Maar het is merkwaardig, dat orgels uit de periode tot 1910 jaar heden ten dage zeer gewaar deerd respectievelijk geherwaardeerd worden doch zo'n 30 jaar geleden niet. Uitzonderingen bevestigen de regel want als een teken van verzet reeds in die tijd is opmerkelijk, dat het advies van de Orgelcommissie van de Nederlandse Her vormde Kerk om het Spiering-orgel uit 1948 van de Gereformeerde Kerk te Brui- nisse te vervangen door de kerkeraad in de wind werd geslagen, omdat de orga nist niets voelde voor een orgel dat 'vrij scherp en hard' klinkt en er de voorkeur aan gaf het bestaande instrument te laten reviseren.7) Als we de vervanging van de bedoelde Vorige orgel Nieuwe orgel Plaats Kerk Orgelbouwer Jaar Orgelbouwer Jaar Bruinisse N.H.K. Van Druten 1887 Van Vulpen 1954 Ouwerkerk N.H.K. Dekker 1914 Van Vulpen 1956 Scharendijke N.H.K. Dekker 1914 Van Vulpen 1957 Zierikzee C.G.K. Spiering 1925 Van Vulpen 1957 Nieuwerkerk N.H.K. Dekker 1902 Van Leeuwen 1958 Nieuwerkerk Ger.K. Nöhren 1902 Van Vulpen 1958 Serooskerke N.H.K. harmonium Van Vulpen 1958 Oosterland Ger.K. harmonium Van Vulpen 1959 Zierikzee Ger.K. Proper 1887 Van Vulpen 1960 Sirjansland N.H.K. Blad 1907 Grónlund 1962 Zierikzee Luth.K. Mittenreiter/ 1778/ Schmidt 1799 Hammarberg 1962 Zierikzee N.H.K. Van Dam 1887 Marcussen 1964 Zierikzee R.K.K. R ütter 1868 Marcussen 1964 Brouwershaven N.H.K. Maarschalker- 1901 Van Vulpen 1968/80 weerd Dreischor N.H.K. harmonium Vierdag 1969 Haamstede Ger.K. Dekker 1916 Reil 1969 Noordgouwe N.H.K. Van Dam 1871 Van Vulpen 1972

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1996 | | pagina 18