houtwerk, geoxideerd koperwerk, verhard leder en vilt, onbetrouwbaar lijmwerk en geoxideerde tongen en lepels van de Trompet. Maar wezenlijker zijn de volgende aan merkingen in het rapport van de SOC. 'De kerns van alle pijpen zijn van kernsteken voorzien, terwijl de open pijpen overleng- ten (expressions) hebben. Van een en ander is een stompe, boventoonarme klank het gevolg.' Het vonnis wordt defini tief geveld door de volgende overweging: 'weliswaar is het instrument van een degelijke makelij, doch anderszins is het een instrument, dat typisch qua dispositie, mensuratie, intonatiemethode en opbouw een product is van een tijd, waarin het verval in de orgelbouw zich duidelijk mani festeerde.' De Orgelcommissie achtte de besteding van een bedrag van 30.000 niet te verantwoorden omdat 'de klank geen verbetering zal vertonen en het in strument door het aangehangen pedaal (een voetklavier zonder eigen basregis- ters - PS) geringe mogelijkheden heeft'. Nieuwbouw voor een bedrag van 60.000 zag men daarentegen wel als verantwoord. Omdat het Rampenfonds dit bedrag vrij wel geheel beschikbaar stelde, zal zo'n keuze niet moeilijk zijn geweest. De gemeente gaf dan ook in 1959, nadat men een bezoek had gebracht aan het aandachttrekkende Marcussenorgel in de Utrechtse Nicolaikerk (het orgel van Lam bert Erné!) en men enthousiast daarvan terugkeerde, opdracht aan de firma Mar- cussen om een nieuw orgel te bouwen.9) Als protest daartegen verscheen het hier boven aangehaalde artikel in het Alge meen Handelsblad. Het nieuwe orgel werd pas in 1964 geplaatst, zulks als gevolg van de bouw van het transeptorgel te Rotterdam en de restauratie van het Bavo-orgel te Haarlem, welke projecten eerst door de firma Marcussen afgerond moesten worden. Bovendien zorgde het overlijden van de bedrijfsleider Sybrand Zachariassen (1960) voor vertraging in de oplevering. Het advies van de Orgelcommissie uit 1958 sprak al een voorkeur uit voor een nieuw orgel, 'dat in alle opzichten aan de eisen welke de eredienst thans stelt, vol doet.' Dat liturgische aspect kwam ik ook tegen in correspondentie tussen de plaat selijke orgelcommissie en de Rijksdienst voor Monumentenzorg.8) Deze dienst betreurde in 1962 dat niet op zijn minst de monumentale kas werd gehandhaafd. De De kas van het voormalige Van Dam-orgel in de Hervormde Kerk te Noordgouwe. (Foto P. Sevestre) Het Van Dam-orgel van de Hervormde Gasthuiskerk te Zierikzee Dit instrument werd in 1887 gebouwd door de Leeuwardense orgelbouwer de fa. L. van Dam. Het werd in 1963 uit Zie rikzee verwijderd en verkocht aan een klooster in Boxtel. Sinds 1979 staat het in nog steeds ongewijzigde toestand opge steld in de R.K. Parochiekerk van Hooger- heide (NB). Bij dit orgel, dat na zijn vertrek in 1963 uit Zierikzee plaats heeft moeten maken voor een orgel van Marcussen, heeft het naar mijn overtuiging ontbroken aan enige objectieve noodzaak om te worden verwijderd. Waarom is het dan toch daar weggehaald? De SOC bracht op 27 februari 1958 advies uit om 'te komen tot de bouw van een nieuw orgel dat in alle opzichten aan de eisen welke de eredienst thans stelt, voldoet.'8) De argumenten hiervoor zijn in eerste instantie van technische aard geweest. Mede doordat het orgel al enige tijd was ingekist (de kerk was reeds gedu rende 2 V2 jaar in restauratie) heeft het instrument in een zeer vochtige atmosfeer gestaan. De gevolgen waren: vochtig

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1996 | | pagina 20