17
Zierikzeese commissie repliceerde dat
niet alleen de kas is gemaakt van 'een
minderwaardige, d.w.z. bij de momentele
stand van de orgelbouw niet meer toe te
passen houtsoort' (n.b. de kas is anno
1994 nog te bewonderen in Hoogerhei-
de!), maar het nieuwe orgel "een geheel
andere - aan het kerkgebouw en de eisen
van de liturgie aangepaste - opbouw zal
hebben' (nl. Hoofdwerk en Rugwerk),
waardoor handhaving van de oude kas
(Hoofdwerk en Bovenwerk in één kas) uit
gesloten was. Uit de stukken van zowel
de Orgelcommissie als de Zierikzeese
orgelcommissie wordt niet duidelijk om
welke liturgische eisen het gaat en waar
om het Van Dam-orgel daaraan niet zou
voldoen.
Bekend is echter dat in de jaren 50 en 60
van deze eeuw een levendige belangstel
ling aan het ontstaan was voor de liturgie
van de protestantse eredienst en voor de
daarin passende kerkmuziek. Volgens de
toenmalige rijksadviseur voor orgelzaken,
dr. H.L van Oussoren, moest een orgel
om in alle opzichten aan de eisen te vol
doen, welke de eredienst stelde, beschik
ken over de volgende eigenschappen:
onbuigzaamheid, helderheid, zangrijkheid
en differentiatie.10) Een orgel dat een
organist in staat stelde tot een individuele
muzikale expressie leidt de aandacht af
van de gemeenschappelijke beleving in
de eredienst. Geen zwoele of uitbundige
klanken in de kerk zou men dus kunnen
concluderen. Voorop gesteld zij, dat dit
mij een zeer tijdgebonden visie op dit
soort zaken lijkt. De kille zakelijkheid van
na de oorlog klinkt hierin door.
Maar als deze benadering voor die tijd op
ging, hoe zit het dan met het Zierikzeese
Van Dam-orgel? Toegegeven, het ontbre
ken van een zelfstandig pedaal en de
zwakkere bezetting van het tweede kla
vier legt beperkingen op aan de literatuur
die men erop wil spelen, zeker aan de
17de- en 18de eeuwse koraalgebonden
orgelwerken waarvoor de belangstelling
toen sterk groeiende was. Maar met een
kleine aanpassing zoals in Wemeldinge
gerealiseerd (zie hierna) had men de
beschikking gehad over een volwaardig
twee klaviers-orgel met vrij pedaal. En wat
de klank betreft: die is inderdaad warmer,
minder helder en minder gedifferentieerd
dan het huidige (volgens sommigen kille en
scherpe) Marcussen-orgel. Maar ik heb niet
het gevoel dat sinds 1964 in de Gasthuis-
kerk sprake is van een opeens beter
gemeenschappelijke beleving in de ere
dienst. Wel heb ik vernomen dat sommige
kerkbezoekers daar een plek vlak onder het
orgel mijden! Ik wil maar zeggen: het kan
gevaarlijk zijn rationele argumenten te han
teren om datgene, wat men mooier vindt
dan iets anders, tot norm te verheffen.
Het Van Dam-orgel (1871) van de Her
vormde Kerk te Noordgouwe
In 1952 werd de Hervormde Kerk van
Noordgouwe ontruimd wegens de restau
ratie van de kerk. Het in 1926 daar
geplaatste Van Dam-orgel (in 1871
gebouwd voor de Gereformeerde Ooster-
kerk te Harlingen11) was gedemonteerd
en lag tijdens de ramp opgeslagen bij de
Gebr. Van Vulpen te Utrecht.
Het pijpwerk van Van Dam is bij de her
plaatsing van het orgel echter niet meer
gebruikt (behalve de frontpijpen). Van Vul
pen bouwde namelijk in 1972 een nieuw
instrument in de oude kas. Weliswaar was
het Van Dam-orgel dus geen direct slacht
offer van de watersnoodramp, maar de
vervanging speelde wel in dezelfde perio
de en kan dus in verband worden
gebracht met de andere hier genoemde
orgels. Waarom werd het pijpwerk van
Van Dam uiteindelijk toch afgedankt? Het
antwoord op deze vraag heb ik tot nu toe
nog niet kunnen vinden. Ook de nog
steeds bestaande firma Van Vulpen kon
mij niet helpen.
Het Rütter-orgel (1868) van de Rooms-
Katholieke Kerk te Zierikzee
In 1868 leverde de orgelbouwer Rütter
gevestigd in het Duitse Kevelaer een
nieuw orgel voor de parochiekerk ter ver
vanging van een instrument, dat thans
nog in gewijzigde staat in de Hervormde
Kerk te 's-Heer Arendskerke staat.12) Hoe
kwam de Zierikzeese kerk aan een orgel
van een Duitse orgelbouwer? De aanlei
ding voor het Zierikzeese kerkbestuur om
de opdracht voor de bouw van een nieuw
orgel aan deze orgelbouwer te gunnen
was waarschijnlijk de bouw van een orgel
drie jaar tevoren door Rütter in de R.K.
Onze Lieve Vrouwekerk te Schiedam
(toen behorend tot hetzelfde bisdom als
Zierikzee). De inspeling van beide orgels
geschiedde bovendien door dezelfde
organist, nl. de Schiedamse organist en
muziek-onderwijzer B.L.L.J. Gores.13)
Wat mankeerde dit instrument na 1953?
Uit briefwisseling van rond 1956 moet
worden opgemaakt, dat het orgel ernstig
te lijden heeft gehad van lekkages. Tij
dens de rampnacht raakte het dak van de
kerk als gevolg van de storm zwaar
beschadigd waardoor gedurende langere
tijd regenwater in het interieur van de kerk
lekte, ook op de plek van het orgel. Een in
1957 door de SOC opgesteld rapport
spreekt over zwaar verroeste onderdelen
en door houtworm aangetaste houten
delen. In 1957 vond een gesprek plaats
tussen het kerkbestuur en het Ministerie
van Maatschappelijk werk over de ramp-
schade van de kerk. De SOC, die het
Rampenfonds bijstond, adviseerde een
geheel nieuw orgel aan te schaffen in
plaats van 30.000 aan een reparatie uit
te geven. Het oude orgel zou door de
ramp 'de genadeslag hebben gekregen
en was vermoedelijk toch niet meer goed
te krijgen.'14) Toch bevat het SOC-rapport
ook aanmerkingen over de wijze waarop
het orgel gebouwd is en die dus niet
betrekking hebben op de slechte staat
waarin het verkeerde. Zo worden
genoemd de in het pijpwerk aangebracht
kernsteken 'welke de toon stomp en
karakterloos maken' en de diepe orgel
kas, welke 'de uitstraling van het geluid
niet bevordert'. Al was het orgel in redelij
ke staat geweest, dan nog paste het in
strument niet in het beeld van een aan
vaardbaar orgeltype.
Het orgel werd uiteindelijk in 1964 voor
500 verkocht aan de firma Koppejan te
Ederveen en in hetzelfde jaar werd een
nieuw orgel, gebouwd door Marcussen, in
gebruik genomen. Het verdwijnen van het
Rütter-orgel moet worden betreurd, want
van de 15 door Rütter in Nederland
geplaatste orgels is het aantal redelijk
ongeschonden instrumenten niet erg
groot en zijn er inmiddels ook enkele
andere verdwenen.15)
Het Mittenreiter/Schmidt-orgel (1778/
1799) van de Lutherse Kerk te Zierikzee
Ongetwijfeld was dit instrument een van
de belangrijkste historische orgels van
Schouwen-Duiveland. Mittenreiter bouw
de dankzij een vorstelijke gift van een
gemeentelid in 1778 een één-klaviers
orgel met een fraai rococo-front. Een
legaat van een ander lid van deze toen
welgestelde gemeente maakte in 1799 de
uitbreiding met een tweede manuaal door
de Goudse orgelbouwer Johann Pieter
Schmidt mogelijk.16)
Waarschijnlijk is het instrument in de loop
der tijd ernstig in verval geraakt. Geduren
de de 19de en de 20ste eeuw werd het ins
trument onderhouden door achtereenvol
gens Meere, Kam en Van der Meulen en
de gebr. Franssen. In 1950 werd wegens
de 'deplorabele staat' van het orgel een
orgelfonds opgericht. In 1953 constateerde