18 men dat het orgel intact was maar dat het zeer veel van het vocht te lijden had gehad. In 1956 sprak men nog van een restauratie. Het orgel werd in dat jaar tij dens de viering van het 200-jarig bestaan van de kerk bespeeld door de Haagse organist Cannemeijer. Uiteindelijk werd in 1960 aan de Zweedse Orgelbouwer Olaf Hammarberg opdracht gegeven voor de bouw van een nieuw orgel met gebruikma king van de oude kas. Het pijpwerk, inclu sief de frontpijpen, werd aan de firma Stin- kens verkocht om omgesmolten te worden en ook het binnenwerk verdween in 1962.17) Maar was dit allemaal nodig? De huidige organist van de kerk, heer W. Goudswaard, die het instrument ook al in de jaren vijftig bespeelde, gaf mij een dispositie van vlak voor de afbraak in 1962. Hieruit moet worden geconcludeerd dat het instrument in de 19de en wellicht ook eerste helft 20ste eeuw forse ingre pen heeft moeten dulden. De heer T. Faber, organist van de Gereformeerde en de R.K. Kerk te Zierikzee, deelde mij nog mede dat de Trompet doorslaande tongen had, frontpijpen door hun voeten waren gezakt en er zich grote vlekken op het orgelmetaal bevonden. Dat het hier notabene om een van origine 18de eeuws orgel gaat heeft om niet voldoende duide lijke redenen kennelijk niet kunnen verhin deren dat het - gelukkig op de fraaie kas na - opgeruimd werd. Het Proper-orgel (1887) van de Gerefor meerde Kerk te Zierikzee In deze kerk stond vanaf 1887 een betrek kelijk bescheiden orgel van Proper. Sinds 1960 staat in deze niet al te grote, onge wijzigde (pas in 1996 iets vergrote) kerk ruimte een drie-klaviersorgel van Van Vul pen met 27 stemmen! Van de bouwsom ad 88.000 werd 74.500 door het Ram penfonds bekostigd.18) Aan verhalen als zou van de zijde van deze gemeente - om het maar eens zo te zeggen - effectief zijn onderhandeld met de autoriteiten om een flink orgel terug te krijgen kan, gezien het resultaat, veel geloof worden gehecht. Dit instrument kreeg van alle kanten - op zich terecht - veel aandacht. Het Proper-orgel is echter spoorloos verdwenen. Met zo'n aanbod kreeg het niet eens de kans om (daar) te overleven. Het lijkt nutteloos om naar een rechtvaardiging op kwalitatieve gronden van deze vervanging te zoeken. Die is tot nu toe ook onvindbaar gebleken. Het Van Dam-orgel (1899) van de Her vormde Kerk van Kruiningen Om het beeld, dat van belang kan zijn om de tendensen buiten Schouwen-Duive- land te kunnen beoordelen, kijken we eerst naar dit orgel. Het instrument zou desastreuze gevolgen hebben ondervon den van de ramp. Voor een gering bedrag werd het in 1958 verkocht aan de Her vormde gemeente te Wemeldinge. Bij de plaatsing aldaar werd het verminkt, mede als gevolg van de geringe beschikbare ruimte voor dit instrument.19) Maar na een restauratie in 1991 door Flentrop, waarbij het pedaal werd verzelfstandigd en het balkon werd vergroot is het instrument weer geheel in oude luister hersteld en presenteert het zich overtuigend in dit rui me kerkgebouw. Gold dat niet voor de evenzo ruime kerk van Kruiningen? Het uit 1957 daterende Van Vulpen-orgel, dat ietwat weggemoffeld, vooraan in de kerk van Kruiningen, terzijde boven de consis toriekamer staat (terwijl het Van Dam- orgel prominent tegen de westgevel boven de hoofdingang gestaan had), wordt ook heden ten dage nog met gemengde gevoelens ervaren.20) Het Van Dam-orgel (1916) van de Jacobskerk te Vlissingen Bij de brand van 1911 werd de kerk ern stig beschadigd en ging het in 1768 door de Vlissingse orgelbouwer Albertus van Os gebouwde orgel verloren. In 1916 kwam een nieuw en groot orgel gereed van de al vaker in Zeeland opgetreden fa. L. van Dam te Leeuwarden. Waarschijnlijk als één der eerste orgels in Zeeland en wellicht zelfs in Nederland heeft dit instru ment de gevolgen ondergaan van het feit, dat de eerste tekenen van de nieuwe stro ming in de orgelbouw in ons land zicht baar werden. De orgelbouwer H.W. Flent rop te Zaandam, oprichter van het nog steeds bestaand bedrijf, was de eerste Nederlandse orgelbouwer, die zich vóór de Tweede Wereldoorlog al oriënteerde op de Orgelbewegung in Duitsland. Hij voerde in 1933 herstelwerkzaamheden uit aan het Van Dam-orgel in Vlissingen waarbij belangrijke wijzigingen werden aangebracht. Deze beantwoordden aan de nog prille en lang niet uitgekristalliseer de normen, die de Orgelbewegung voort bracht. Men oordeelde toen, dat het orgel 'zeer dik van toon was. De registers waren alle bijna gelijk van kleur. De dis cant was zeer onduidelijk waardoor de melodie niet uit kwam'. De klank van het orgel moest door de werkzaamheden 'wel helder worden maar niet scherp'. Diverse typisch romantische registers werden door Flentrop vervangen, waardoor het instrument evenwichtiger van klank moest worden.21) In november 1944 raakte het orgel beschadigd als gevolg van beschietingen. Doordat ook het dak kapotgeschoten was had langdurige vochtinwerking ernstigere gevolgen. De fa. Flentrop deed het meest noodzakelijke herstelwerk. Na de storm vloed van 1953 zou het Van Dam-orgel zodanig van zout-inwerking te lijden heb ben gehad dat herstel niet verantwoord werd geacht. Aanvankelijk werd herstel ernstig overwogen. Het zeewater had uit eindelijk slechts twee dagen in de kerk gestaan. Omdat de herstelkosten op een kleine 50.000 werden geraamd en de SOC niet kon garanderen, dat storingen in de toekomst niet zouden voorkomen advi seerde deze in 1958 de Hervormde gemeente de bouw van een nieuw orgel te overwegen. De gemeente besloot uit eindelijk tot de bouw van een nieuw orgel door de fa. D.A. Flentrop te Zaandam. Pas omstreeks 1965 werd het Van Dam- orgel afgebroken. De bouw van het nieu we Flentrop-orgel werd mede mogelijk gemaakt door een royale schenking van uit het Rampenfonds. Het werd in 1968 feestelijk in gebruik genomen.22) Ook van dit orgel moet vermoed worden, dat herstel in technisch opzicht ondanks de vrij hoge kosten zeker mogelijk moet zijn geweest. De SOC argumenteerde n.l. ook dat 'de aanleg van het orgel van twij felachtige aard' zou zijn en het 'instrument qua dispositie, mensuratie en intonatie van het pijpwerk en qua tractuur en opbouw van een voorbijgegane tijd' is. Het moet worden betreurd dat één van de laatste grote orgels uit de 19de eeuwse bouwtraditie met zijn imposante front het niet heeft kunnen halen. Ongeveer in dezelfde tijd - in 1958 - speelde het over brengen van het Van Dam-orgel (al weer!) uit de Nieuwe Kerk naar de Johannes- kerk, beide te Vlissingen. Daarbij werd het instrument gelukkig wel behouden maar daarbij werd het majestueuze front van het instrument om architectonische rede nen op eigenlijk onaanvaardbare wijze verminkt en werd het instrumentale gedeelte vrij ingrijpend aan de tijdgeest aangepast. Inmiddels is dit orgel opnieuw overgeplaatst en wel naar de Getuigenis- kerk te Middelburg in verband met de slui ting van de Johanneskerk. Kentering Tegen het eind van de jaren zestig teken de zich een kentering in de orgelbouw af. In een interview in 1968 met de organist van de Grote Kerk in Den Haag, Adriaan Engels, sprak deze over een plan om voor deze kerk een nieuw orgel te laten bou-

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1996 | | pagina 22