1-9 wen door de Zwitserse orgelbouwer Metz ier.23) Engels onderbouwde zijn keus als volgt: 'Wat mij zo imponeerde? In de eer ste plaats de reusachtig verzadigde klank, die zangrijkdom, 't prestantenplenum dat de ruimte vult. Dat begon ik te missen in het werk van Zachariassen. Zijn orgel heeft ook klankrijkdom, maar dan moet de organist wel de tongwerken erbij trekken. Bij Metzier zijn alle vulstemmen, de enkel voudige zowel als de samengestelde van hoog tot laag volkomen opgenomen. Zij 'liggen' er niet 'bovenop'. 'Dit interview deed Lambert Erné fel reageren.24) Getui ge de grote hoeveelheid vragen aan het adres van Engels raakte Erné door diens uitlatingen fors in verwarring. Metzier wist overigens in wat voor wes pennest hij zich zou steken; hij wenste niet met Erné samen te werken. Metzier had hem eens geschreven geen zin te hebben zich 'mitten in den Streit der hol- landischen Orgelpolitik zu werfen. Neid, MiBgunst und Intrigen sind slechte Helfer im Orgelbau. Und nachdem nun auch schon gewisse hollandische Orgelbauer ziemlich böse sind über unsrem Einbruch in Ihre Domane (Amersfoort koororgel, De Lier - P.S.) ist es wohl besser, wenn wir uns da nicht zu weit vordringen.'25) De nauwe relatie tussen Erné en de orgel bouwers Marcussen enerzijds en met enkele Nederlandse firma's waaronder vooral de gebroeders Van Vulpen ander zijds, is bekend. Deze relatie en de domi nantie van Erné via 'zijn' Orgelcommissie hebben gedurende jaren een blokkade voor verdere ontwikkelingen in de orgel bouw gevormd. Erné had in ieder geval de angst dat zich een soort neo-romantiek aan het aandie nen was. Hij vroeg zich af: 'is de angst voor scherpte niet de wens voor een romantische breedte? Brengt dit de moderne orgelbouw niet in gevaar?' De in 1971 overleden Erné voelde goed aan dat zich veranderingen aankondigden. Of dat een gevaar genoemd moet worden, kun nen wij thans beter beoordelen. De orgel bouw is inderdaad veranderd. Een ander type orgel met een wijdere mensurering, een lager tingehalte, een volledig prestan tenplenum en soms een Bourdon 16' op het Hoofdwerk, regelmatig een Cornet (soms décomposé op het tweede manu aal) e.d. diende zich na 1970 aan. Gier veld veronderstelt dat dit vooral komt door de invoering van het Liedboek voor de Kerken in 1973. Daardoor werd een orgel verlangd dat leiding kon geven bij het instuderen van nieuwe en vooral van ver anderde melodieën.26) Voorts begon ook het 19de-eeuwse klankideaal een her waardering te ondergaan. Of heeft dit alles óók te maken met het overlijden van Erné in 1971die tijdens zijn leven een dominante rol heeft gespeeld in de Neder landse orgelwereld? Conclusies Welke gevolgtrekkingen uit het voorgaan de zijn, als het gaat om de beschreven ontwikkelingen in Zeeland, op zijn plaats? Allereerst is het moeilijk gebleken om in de meeste gevallen achter de werkelijke reden van het verdwijnen van een onder zocht orgel te komen. In plaatselijke archieven waren stukken met essentiële informatie (met name het rapport van de SOC) vaak niet aanwezig. Ook bespeurde ik hier en daar een zekere terughoudend heid om hierover informatie te verstrek ken. Blijkbaar nog steeds een gevoelige aangelegenheid! Het staat vast dat het beleid van de SOC in belangrijke mate werd bepaald door de Het voormalige Van Dam-orgel van de Grote Kerk te Vlissingen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1996 | | pagina 23