Zeeland na 1953 pioniersgebied voor
nieuwe orgelstijl
11
P. SEVESTRE
De Ramp van 1953, die zich voltrok in de
nacht van 31 januari op 1 februari, heeft
voor de orgels in menige Zeeuwse (en ook
Zuid-Hollandse) kerk en daarmee voor het
gehele orgelbestand in zuid-west Neder
land grote gevolgen gehad. Deze gebeurte
nis is wellicht een van de belangrijkste sti
mulansen geweest voor een nieuw type
orgel, dat in Nederland een breuk met de
voorafgaande periode van minstens 150
jaar betekende. Om hiervan enige notie te
krijgen beschrijf ik enkele ontwikkelingen
die zich vrij kort na de ramp voltrokken als
mede de resultaten daarvan. Daarbij con
centreer ik mij om praktische redenen op
het zwaarst getroffen gebied, het voormali
ge eiland Schouwen-Duiveland. Maar ook
enkele streken daarbuiten krijgen aandacht.
Stormvloed
Na de rampnacht van 31 januari 1953
waren er op het eiland Schouwen-Duive
land in totaal zeven stroomgaten en 25
zware dijkbeschadigingen. Het gehele
eiland, behalve het duinengebied van
Renesse en Burgh-Haamstede en een
strook grond in het midden waarop Noord-
gouwe en Zonnemaire zijn gelegen, werd
door het water overspoeld. Het herstel van
de dijken nam spoedig een aanvang maar
de dichting van een tweetal dijkgaten, nl. bij
Ouwerkerk en bij Serooskerke, vergde
zoveel tijd dat een belangrijk deel van het
gehele eiland ruim een half jaar onder
water bleef staan. Het grootste deel van het
eiland bestond uit een laag gelegen en een
niet of nauwelijks door betrouwbare binnen
dijken in compartimenten verdeeld gebied.
Hierdoor stroomde er tijdens eb en vloed
steeds een reusachtig watervolume door de
dijkgaten, waardoor deze stroomgaten hon
derden meters wijd en tientallen meters
diep werden uitgeslepen. Het dichten van
deze geulen was daarom bijna onbegonnen
werk. Pas in het najaar van 1953 (op
27 augustus bij Serooskerke en op
7 november bij Ouwerkerk) konden deze
door middel van hulpdijken om de stroom-
geulen heen en met behulp van reusachti
ge betonnen caissons worden gedicht.1)
Orgelvloed
Wat opvalt als men naar het orgelland
schap van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse
eilanden kijkt, vooral naar dat van Schou
wen-Duiveland, is het grote aantal orgels
dat in de periode 1955-1975 door Scandi
navische en al spoedig ook Nederlandse
orgelbouwers werd gebouwd. Er is als het
ware een tweede vloed, maar nu van
nieuwe orgels over dit land gegaan. Deze
orgels hebben, zoals ook elders in Neder
land, onuitroeibaar het etiket 'neo-barok-
orgels' meegekregen. In het Delta-gebied
spreekt men ook graag over 'ramp-orgels',
Het Van Dam-orgel in de Gasthuiskerk te Zierikzee in 1951(Foto verzameling Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist)