De Hervormde kerk te Waarde 3 G.J. LEPOETER Ontstaansgeschiedenis Waarde: een dorp dat door de eeuwen heen, haast méér dan welk ander nog bestaand dorp in Zeeland, alles met het water te maken heeft gehad. In het vooral in de 16de en 17de eeuw zwaar getroffen gebied 'Beoosten Yerseke', is het het eni ge dorp dat steeds na doorbraken en overstromingen na korte tijd weer hersteld en bewoond werd. Al is dit soms ook op het nippertje geweest. Het 'Luctor et Emergo', in de betekenis zoals wij die er meestal aan toekennen, ten voeten uit. Ook in de naam klinkt de grote invloed van het water door: Waarde, waard, waert, weert, wert: geheel door rivieren ingesloten land, laagliggend land dat dik wijls onderloopt, buitendijks land. Voor het ontstaan van Waarde moeten we terug naar de 12de eeuw. Ten zuiden van het oostelijk deel van Zuid-Beveland, het land van Reimerswaal, ligt dan het aparte eiland Rilland. De scheiding tussen de beide gebieden wordt gevormd door de Hinkelinge of Hinkele.1) Aan de zuidkant van Rilland bevindt zich de Honte; vandaar de voor dit gebied veel gebruikte benaming 'tussen Honte en Hin kelinge'. De kern van het eiland met de dorpen Ril land en Mare was door een defensieve ringdijk beschermd. In het oosten lag reeds minstens één polder, die door offensieve bedijking was aangewonnen, namelijk Agger. In het westen waren tegen de dijk van Mare één of meer pol ders van Valkenisse bedijkt. Nog meer westelijk, dicht bij de plaats waar de Hin kelinge in de Honte uitmondde, lag het schor Wilmarswaarde of kortweg Waarde. Dit diende Arnulf van Rilland tot weide grond en vooral tot moergrond. De moer putten, die in deze periode waarin het land periodiek aan overstroming onderhe vig was, zijn gegraven, zijn door de bodemkarteerders teruggevonden. Zij waren gevuld met verwerkte grond en slib. Het land lag in die tijd voor het groot ste deel onbedijkt en met de zee gemeen en moet slechts weinig opgebracht heb ben. Zo was de toestand in 1187.2) Dit was hoogstwaarschijnlijk het jaar waarin op grond van een schenking van Hendrik van Schoten, heer van Breda, de rechten op de Waardse schorren overgingen van Amulf van Rilland op de cisterciënserabdij Ten Duinen.3) Deze abdij trad hierdoor tevens in de rechten van de heer van Bre da zelf. De schorren van Waarde waren van die van Valkenisse gescheiden door een kreekje, de Schoudee. Dit kreekje vormde op basis van een in 1219 getrof fen regeling de grens tussen de cister ciënsers van Ten Duinen als bedijkers van de gronden van Waarde enerzijds en de heren van Valkenisse anderzijds. De cisterciënsers gingen voortvarend te werk. Wij mogen aannemen dat ze, even als de cisterciënsers van Ter Doest in Kattendijke, hun grangia hebben gesticht nog voor zij met de bedijking een aanvang namen en dat de eerste inpoldering juist deze grangia met het omliggende gebied omvatte.4) Het was bij de cisterciënsers gewoonte en zelfs voorschrift om zich bij het stichten van een grangia te richten op afgelegen streken, waar weinig of geen mensen woonden. In de nog onbedijkte schorren aan de westzijde van het eiland Rilland voldeden zij volledig aan deze voorwaarde. De eerste polder is als een eilandje ontstaan. De bedijking van het schor is blijkbaar nog niet zo eenvoudig geweest. De deskundige bedijkers van Ten Duinen hebben aan een inpoldering in etappes de voorkeur gegeven boven een indijking ineens. Door de elkaar snel opvolgende bedijkingen van vijf kleine pol- dertjes werd het schor aan de invloed van de zee onttrokken. Aangaande de chronologie van de bedij kingen van het schor van Waarde weten wij weinig maar toch iets. De 'Waardepol- der' zal door de broeders van Ten Duinen spoedig na hun komst zijn ingepolderd. De bedijking van de Westpolder en de Avenoordpolder is tussen die van de Waardepolder en 1219 te situeren, terwijl de monniken, zodra de transactie van 1219 over de grens met Valkenisse geslo ten was, met de bedijking van het zuidelij ke deel van de Oostpolder een aanvang zullen hebben gemaakt. De verkrijging van het gebied van Waarde door Ten Duinen heeft evenwel vanaf het begin niet onder een gelukkig gesternte gestaan. In een verloren gegane oorkonde uit 1196 regelen de graven Boudewijn IX van Vlaanderen en Diederik VII van Hol land de geschillen, die Ten Duinen had om haar Waardse bezit. Verder is er een oorkonde van 1213 waarbij elect Otto van Utrecht in nogal scherpe bewoordingen eventuele excommunicatie beveelt van degenen, die tegen de broeders van Ten Duinen geweldpleging begaan of hen in hun goederen en bezittingen of op andere wijze benadelen. Al in 1222 ging Ten Dui- Waarde en omgeving in de tweede helft van de 13de eeuw, nadat de Hinkele reeds op meerdere plaatsen was afge damd. (C. Dekker, Zuid-Beveland. pag. 151) scHouoEEMoen Idam van vóór 1263 2: dam van 1263 3: geprojekteerde doch niet gelegde dam 4: dam van 1269 5: Kerkedijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1996 | | pagina 3