5
Inderdaad zijn Van Baurscheits bezwaren
tegen de beschikbare smalle noordwand
invoelbaar. Maar de beeldhouwers Wap-
perom en Van Nooyen hadden er ogen
schijnlijk geen moeite mee. In de stukken
betreffende het monument vinden we er
tenminste niets over. Wél is sprake van
noodzakelijke bouwkundige aanpassin
gen in de kerk. We beschikken sinds kort
over een contract tussen Andries Heshuij-
sen en Jacob de Witte van Eikerzee in
zijn kwaliteit als enige overlevende execu
teur van Mogge's testament, gedateerd
mei 1763. Heshuijsen stelt hierin dat voor
het plaatsen van het marmeren gedenk
teken de grond in de grafkelder eronder
aangestampt en geheid dient te worden
en dat hier bovendien als ondersteuning
een gemetselde muur moet komen. Voor
de merkbare verkleining van de grafkel
der vraagt de eigenaar een compensatie.
Hij stelt voor dat een bepaalde obligatie -
vroeger in het bezit van de ooms Ockers-
se en nu in de boedel van Mogge - zal
overgaan op het dorp Dreischor. De inte
resten van die obligatie waren eerder
door wijlen Johan Daniël Ockersse
bestemd voor het onderhoud van de graf
kapel. Dreischor verplicht zich hiermee uit
de revenuen de kapel in lengte van
dagen te onderhouden.
Uit dit document blijkt dat in mei 1763 de
bouwkundige aanpassingen nog moesten
beginnen, dat toen de tombe dus nog niet
geplaatst was.
Intentieverklaring
van de beeldhouwers
De twee stukken die betrekking hebben
op het werk van de beeldhouwers zijn
eigenlijk geen contracten; zij zijn slechts
door de beeldhouwers zelf ondertekend.
Beide documenten zijn geschreven door
Antoni Wapperom en gedateerd 26 juli
1758.
De stukken geven aan op welke condities
de executeurs voornemens zijn de tombe
aan te besteden en de aannemers (de
beeldhouwers) bereid zijn die opdracht te
aanvaarden: 'conform de tekeninge en
boetseersels daarvan zijnde, alles te
meten in Rhynlandsche voetmaten.'
In artikel 1 verplichten de aannemers zich
alle materialen te leveren en te vervoeren
en eventuele daglonen aan anderen uit te
betalen.
Artikelen 2 en 3 beschrijven de figuratieve
onderdelen van de tombe. Deze moeten
van het beste 'statuary marmer' gemaakt
worden. De aannemers zullen 'na het
natuurlijke het sy bake ofte geraamte'
werken. Beide termen geven aan dat
naar een voorbeeld, namelijk de goedge
keurde boetseersels, gewerkt zal worden.
'Bake' heeft te maken met 'afbakenen',
het uitzetten van maten van een model
op ware grootte naar het te hakken blok.
Ook bij het werken met een 'geraamte'
krat) wordt van een model op ware
grootte gebruik gemaakt. Het model, veel
al van gips, en het te hakken blok worden
ieder in een identieke houten kist van lat
ten geplaatst. De afstanden tussen het
model en zijn krat worden door middel
van boren via het tweede krat op het mar
meren blok overgebracht. De beeldhou
wer had nu een houvast hoe ver hij het
materiaal mocht weghakken.10
Moest in de vorige twee artikelen 'alles na
de gronde der beeldhouwkunde' gedaan
worden, voor artikel 4 gelden de regels
der architectuur. De verschillende onder
delen dienen zodanig in elkaar gezet te
worden dat de tombe er uitziet alsof zij uit
één stuk is gemaakt. Zij moet 'uyt de
grondt' opgepolijst worden, zodat de
glans behouden blijft en alle onderdelen
moeten sierlijk en zonder 'lammigheden'
zijn. Een en ander ter beoordeling van de
executeurs. De aannemers zijn aanspra
kelijk voor de eventuele schade die door
hun werkzaamheden aan de kerk ont
staat. Zij zijn gehouden het monument
van de heren Ockersse schoon te maken
Tekening van het grafmonument van Mogge door Mat-
tijs van Nooyen uit het album W. v.d. Lely, gedateerd
1768 (foto Koninklijke Bibliotheek Den Haag)
en te herstellen (artikel 5). Om verzakking
te voorkomen moeten de aannemers de
grond behoorlijk 'heyen en besorgen'.
Wanneer de beeldonderdelen klaar zijn,
zullen de executeurs deze ten huize van
de aannemers laten controleren. Een
laatste controle van het gehele monument
zal ter plekke plaatsvinden. Het werk
dient voltooid en geplaatst te zijn in april
1760. De dwangsom in geval van vertra
ging is in de tekst niet ingevuld. En dat is
maar goed ook want de streefdatum
werd, zoals we zagen, bij lange na niet
gehaald (artikel 6 en 7).
Het laatste artikel, nummer 8, regelt de
betaling. Bij de aanvang van de werk
zaamheden ontvangen de aannemers
samen 6.000,-, waarvoor ieder zijn ver
plichtingen moet nakomen." Het resteren
de bedrag wordt na voltooiing uitbetaald.
Antoni Wapperom (1729-1781)
Uit het tweede bestek blijkt het grote aan
deel van de steenhouwer Antoni Wappe
rom aan de tombe van Pieter Mogge.
Wapperom werd op 4 mei 1729 als zoon
van Jacobus en Elisabeth Lemaker
gedoopt; hij trouwde in 1766 met Johan
na Cornelia Mol en overleed op 6 sep
tember 1781 aan galkoorts. Uit zijn testa
ment, vlak voor zijn dood gemaakt, blijkt
het echtpaar in behoorlijke welstand te
leven.12
Wapperoms werkzaamheden als meester
steenhouwer zijn te reconstrueren vanaf
1753, wanneer hij een betaling ontvangt
over de leverantie van zes 'solijnsche'
schoorsteenmantels in het stadhouderlijk
kwartier. Vanaf datzelfde jaar dateert de
samenwerking met de Haagse beeldhou
wer Johannes Franciscus Maas. Met
deze werkt hij in 1757 onder meer aan
het grafmonument voor Willem Maurits
van Nassau-la Lecq in de N.H. kerk te
Ouderkerk aan de IJssel. Ook bij het graf
monument van Mogge was Maas betrok
ken, want zijn handtekening komt voor op
het tweede bestek. Maas (1707-1759), uit
Antwerpen afkomstig, was rond het mid
den van de achttiende eeuw dé beeld
houwer van Den Haag. Hij had vele klan
ten aan het stadhouderlijk hof en werkte
in marmer, hout en steen. De samenwer
king met Wapperom blijkt in april 1759 tot
een 'compagnie' te hebben geleid.13 Een
jaar later overleed Maas op 52-jarige leef
tijd. Het ziet ernaar uit dat Wapperom het
atelier met diverse knechten en leerlingen
voortzette en aan dezelfde ciiëntèle bleef
leveren.
Vanaf de jaren zestig tot de dood van
Wapperom is een groot aantal rekeningen
voor geleverde steenhouwerij bekend,
veelal voor het stadhouderlijk kwartier en