11 •-m's Wiiiiiis ïiüWïigffliïiiüiiiB töuniiiigmuM'MP 'JI(S IIUIIIHIS miiiusiis !,iii,ii!iiis llJIIIIIIHg 'ihdiiiiiSih uS/''iHiHiiiz JUliilllhnintiiiij: illiniiiIJSjHIMIIIIsHfr Het schuilkerkje aan de Blauwe Dijk bevond zich in het linkerpand. Via een trapje kwamen de kerkleden binnen. Links daarvan de pastorie (RAZ ZG Zl II 644) Een schets van de plattegrond van het interieur van het schuilkerkje. Inwendig was de herkomst als woonhuis nog dui delijk herkenbaar. Het gebouwtje inclusief de galerijen kon slechts de helft van het aantal kerkleden slaan- en zitplaatsen bieden (ARA, inv. 2.07.01.07 R.K. Eredienst 1815-1870. no. 543) rooms-katholieken in Middelburg over beschikten, voldeed op generlei wijze aan de nieuw ingetreden situatie, een feit waarover vroegere pastoors ook reeds geklaagd hadden. Uit de stukken blijkt dat de kerkelijke overheid een stem in het kapittel had. Toen plannen werden gemaakt om verbe tering in de situatie aan te brengen, wilde men niet alleen een betere 'standplaats' om bijeen te komen voor de eredienst van de kerkgangers. Bij de stichting van een kerkgebouw op een ander punt in de stad in 1843 gaf de Aartspriester van Holland, Zeeland en West-Friesland, de heer P.A. Kervel, advi seur van de minister, te kennen dat het ontbreken van een open voorplein aan een kerkgebouw als een wezenlijk gemis gezien werd. Hij kon zich moeilijk voor stellen waarom men van een in eigendom verkregen stuk grond, bestemd om daar op een openbaar gebouw te stichten dat tot sieraad van de stad kon strekken, niet een plein zou mogen aanleggen. Gebouw en toren zouden daardoor alleen maar beter uitkomen. Daarom adviseerde hij vóór de kerk een behoorlijke ruimte open te laten, al moest die dan door een hek werk of andere sluiting van de openbare straat worden afgescheiden. Uit de stukken blijkt dat ook de wereldlijke overheid invloed op het gebeuren had. Toen eenmaal besloten was op een meer 'doelmatiger' punt in de stad een nieuw kerkgebouw te stichten door aankoop van een bestaand pand aldaar af te breken, kwam de burgemeester van Middelburg met bezwaren voor de vergunning tot afbraak. Hij verlangde dat het op te trek ken gebouw in de rooiing der overige hui zen zou worden geplaatst, derhalve zon der voorplein. Een en ander heeft uiter aard invloed gehad op de ontwerpen voor het nieuwe kerkgebouw. Financiën In de tijd van de schuurkerkjes beschikte het kerkbestuur veelal niet over een bouwfonds. In een recente studie van Monseigneur Van Heivoort3 wordt gewe zen op de schatting die aan de overheid betaald moest worden om de diensten in deze kerkjes te mogen houden. De uit gangssituatie was in de meeste gevallen financieel gezien dus niet rooskleurig toen in 1795 de vrijheid van kerkstichting een feit werd. Afgezien van dit feit hebben wij in de provincie Zeeland daar bovenop nog te maken met een achteruitgang in de welvaart na 1795/ Omdat de betrokkenen zelf te arm waren om in hun behoeften te voorzien, sprong het Rijk financieel bij en stelde subsidie ter beschikking voor de bouw respectie velijk reparatie van kerken. Daartoe werd in 1819 een overzicht gemaakt dat als grondslag diende voor het subsidiebeleid en ook een op prioriteiten toegespitste rangvolgorde.5 Met de subsidiëring ging ook bemoeiing gepaard. In 1824 werd bij Koninklijk Besluit bepaald dat het zonder toestem ming van de Koning niet geoorloofd was

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1997 | | pagina 11