ffnl Bpffii Bouwkundige onderwerpen Het gotische kerkvenster 2 20 M. VAN DOORN Het kerkvenster is een zodanig kenmer kend element in de gotische bouwstijl dat enige uitbreiding aan het artikeltje in het Bulletin nr. 38 zeker op zijn plaats is. Zo blijven de vormen die aan de aansluiting van de montants aan de boogomtrek wor den gegeven, boeien. Zoals eerder gezegd moet, voor zover bekend, aan de vorm van de traceringen geen sacrale betekenis worden toege kend. Het zal eerder zijn voortgekomen uit de behoefte van de bouwmeester om op saillante plekken zijn gebouw te ver fraaien. De koppen van de vensteropenin gen vormden daar een uitstekende moge lijkheid toe. Ondanks een ongelofelijke variatie zijn vaak een aantal grondvormen te herkennen die in de vlechtingen wer den verwerkt. Laat ons beginnen met het vorkmotief. Deze vorm van traceren was zeer gebruikelijk tijdens de vroege gotiek. Het is, zoals aan het begin van nieuwe stijlperiodes gebruikelijk, nog wat aarze lend, nog meer constructief dan decora tief bezig zijn, zou je zeggen. De sugges tie wordt ermee gewekt dat de montants daarmee stevig op hun plaats worden gehouden en de boogconstructie ermee wordt ondersteund. natuursteen te duur was om toe te passen. Ook in rijkere traceringen zien we de vork als basiselement toegepast, maar dan aangevuld met een zwieriger onderverde ling (kerk Brouwershaven). Verdere grondvormen zijn in de gotiek kenmerkende vormen als 3-pas, 4-pas, 5- pas en het zogenaamde visblaasmotief. Ook boogconstructies als de cirkel, de korfboog en de spitsboog komen nogal eens voor als basiselement. De 3-pas, 4-pas, 5-pas en veel-pas von den veel toepassing in de zogenaamde hoge gotiek, de periode tussen vroege en late gotiek, soms wel de rayonnante gotiek genoemd, dit ter onderscheiding van het begrip flamboyante gotiek, waar over later meer. De grotere stadskerken kenden uiteraard veel rijkere traceringen, zeker als zij zijn gebouwd tijdens de late gotiek. De Grote Kerk in Goes laat dat in ruime mate zien. De traceringen verschilden per travee vaak van vorm, maar altijd in harmonie met elkaar (Grote Kerk in Goes, schip en zijbeuken). Aan het einde van het gotische tijdperk worden de traceringen steeds uitbundiger. Zo voorzichtig, aftastend de vormgeving van de gotiek noemt men flamboyante traceringen, vanwege hun vlamachtige vormen. In de loop der tijden zijn vele gotische vensterinvullingen met hun glas in lood, montants en traceringen verloren gegaan. De montants zijn door hun slanke profiel zeer onderhoudsgevoelig. Bovendien zijn de ijzeren brugstaven door hun roestvor- ming de grote boosdoeners voor verval gebleken. Roestvorming kan namelijk het volume van ijzer soms tot een veelvoud doen toenemen, met als gevolg het uit elkaar barsten van de montants. Tegen woordig worden bij restauratiewerk bron zen brugstaven toegepast. Soms werden bij restauratiewerken de vensterconstructies vervangen door hou ten ramen, voorzien van een ruitverdeling met roeden en op de aansluitingen met de boog toch weer iets van vlechtingen. Houten ramen zien we meestal toegepast aan kerkgebouwen die na de Reformatie in protestantse handen kwamen. In de C&ELlGUZE'e SPITSBOOG ^oRTBooc TR Ac ETC Ui GE TH WAARIN BA6I&ELEMEHTEN "Z'Jtf VERWERKT, A- PAS V1SB1-A A3f40T5E:F De vorktracering zien we ook in de late gotiek vaak toegepast in de dorpskerk, ook al omdat metselwerk in baksteen zich niet leent voor weelderige traceringen en bij de aanvang van een stijlperiode is, zo uitbundig, roekeloos bijna, is dat het geval aan het einde van een stijlperiode. De overdadige traceringen aan het einde katholieke Zuidelijke Nederlanden was dat veel minder of niet het geval. Gebrandschilderd, in lood gevat glas maakte het namelijk mogelijk om op kunstzinnige wijze bijbelse taferelen uit te beelden. Het is boeiend om kennis te nemen van de veelheid aan variaties in vensterinde lingen, hetgeen ik de lezer aanbeveel. Er is in Zeeland op het gebied van de gotiek nog veel te bekijken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1997 | | pagina 20