De grote toren en liet kleine kerkje
te Sint Anna ter Muidei
12
G. SOPHIA VAN HOLTHE TOT ECHTEN
Inleiding
Aanleiding tot deze bijdrage was een
dossier in het Algemeen Rijksarchief te
's-Gravenhage met bijzonderheden over
de geschiedenis van de toren van Sint
Anna ter Muiden in de jaren 1902 tot
1913.' In samenhang hiermee bleken
door Ad Mulder2 in die jaren gemaakte
opmetingstekeningen en foto's van de
toren zich in het tekeningenarchief van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg te
Zeist te bevinden. Bovendien waren daar
aanwezig de gegevens over de restaura
tie van de toren en het kerkje in de jaren
rond 1955. Voorts is dankbaar gebruik
gemaakt van hetgeen zich in het archief
van de hervormde gemeente van Sint
Anna en het gemeentearchief van Sluis-
Aardenburg bevindt. Uiteraard is geraad
pleegd het boek Sint Anna ter Muiden
sedert het ontstaan der stad Mude in
1241, H.Q. Janssen. Middelburg 1850.
Van Mude tot Sint Anna ter Muiden
Achter de Westerschelde ligt Zeeuws-
Vlaanderen. Dit gebied van ons tegen
woordige vaderland is lang voor de
Noord-Nederlanders moeilijk te bereiken
geweest. Het hoort in oorsprong ook niet
bij Zeeland maar bij Vlaanderen. Om
streeks 1100 groeit er naast het Zwin een
schor. Op dit 'werpland' wordt de stad
Mude gesticht, die in 1241 stadsrechten
krijgt van de Graaf van Vlaanderen.
Eind 1200 wordt vanuit Oostkerke een
parochie gesticht en de kerk gebouwd,
naar Vlaamse wijze, een kruiskerk met de
toren in de viering. Om een idee te krij
gen hoe deze er uitzag, zouden wij kun
nen kijken naar Westkapelle3, Middelburg4
en bijvoorbeeld Brugge5. Het zijn gebou
wen waar uit het midden de zware toren
oprijst met een kruis op de oostervleugel
of het hoge koor.6 'Onze' kerk wordt
gewijd aan Sint Anna en is gebouwd in de
tijd dat de gehele kuststrook rond het
Zwin een hoogtepunt van bloei beleefde.
Rond 1500 heet Mude alom Sint Anna ter
Muiden en dat zou de naam blijven. De
natuurlijke verzanding van het Zwin is er
oorzaak van geweest dat de plaats lang
zaam maar zeker aan economische bete
kenis moest inboeten en dat de stilte zich
er van meester maakte.
De kerk vóór ongeveer 1595
Op basis van de beschikbare gegevens
uit 1902 valt wel iets te zeggen over de
oorspronkelijke omvang van deze oude,
machtige kerk. De toren stond, zoals
gezegd, op het kruispunt van schip, koor
en transept. Dit valt nog steeds te consta
teren aan de aan alle zijden bij de toren-
stomp aanwezige spaarbogen en uit de
'moeten' van de dakschilden. Ook uit de
sporen van de kerkmuren die aan alle
contreforten te zien zijn.
Opmerkelijk is dat, blijkens de sporen, de
dakschilden aan de westzijde lager waren
dan die aan de overige zijden, die alle
een gelijke hoogte hebben. Daaruit
mogen wij concluderen dat de veertiende-
eeuwse toren gebouwd werd tegen de
oostzijde van een oudere kerk, die na de
voltooiing als schip diende en dat tege
lijkertijd aan de noord-, oost-, en de zuid
zijde van de toren een beuk is aange
bouwd. Bij recente opgravingen, in 1961
en 1962 uitgevoerd, is een deel van de
funderingen van de oorspronkelijke kerk
blootgelegd.7
Volgens de Zeeuwse Encyclopedie zou
het interieur van de toren de vier toe-
gangsbogen naar de vroegere kerkramen
tonen. Hier wordt in de geraadpleegde
bronnen niet over gesproken. Misschien
wordt bedoeld kerkarmen? Van de archi
tectonische vormen van de oorspronkelijk
56 meter hoge toren is niet veel te zien.
Hij werd immers op 22 meter hoogte door
de kerknokken ingesloten. De vensters,
galmgaten en versieringen zullen in het
hogere nu verdwenen gedeelte zijn
geweest. De contreforts zijn voor zover zij
boven de kerkmuren en -daken tevoor
schijn komen, voorzien van blokken witte
steen.
Verwoesting van het kerkgebouw
op het einde van de zestiende eeuw
Volgens Van der Aa zijn op het einde van
de zestiende eeuw de kerk en de toren in
de oorlog tegen Spanje door de Fransen
afgebrand.8 Volgens een andere bron
zouden de rebellen van Zijne Majesteit
hiervoor verantwoordelijk zijn geweest,
waarschijnlijk de Watergeuzen. Blijkbaar
heeft men willen verhinderen dat de
Spaanse bezetting van Sluis de bewegin
gen van de Staatse scheepsmacht kon
waarnemen.9
Van de oorspronkelijke kerk rest dan
alleen nog het onderste deel van de
zware toren, 28 meter, volgens Janssen10,
de helft van de oorspronkelijke hoogte.
De toren heeft een kwadraat grondvlak:
uitwendig is hij 11,70 m, inwendig 7,30 m
breed, zodat de muren gelijkvloers 2,20
m zwaar zijn. Op alle hoeken zijn onge
veer 2 m brede en ongeveer 1,35 m voor
uitspringende contreforts aangebracht,
waarin de sporen van de kerkarmen
zichtbaar zijn. Tegen de beide zuidweste
lijke contreforts is een traptoren aange
bouwd. De oude toegang was door het
westelijk kerkpand. Die is thans vervan
gen door een toegang in de zuidwand.
De torenruimte wordt inwendig op 12 m
hoogte afgedekt door een kruisribgewelf.
Dit oude gewelf schijnt bestand geweest
te zijn tegen de instortingen van het
bovendeel van de toren. In elke toren
wand is een 4,18 m brede en 10,50 m
hoge spitsvormig afgedekte opening;
deze waren vóór de brand de verbindin
gen met de kerkdelen.
Behalve een vloer op het bestaande
gewelf zijn er nog twee andere geweest.
Dit is af te leiden uit de aanwezige deur
openingen in de traptoren en uit de nog
aanwezige balkgaten en kraagstenen. Uit
deze laatste gegevens is de vloercon
structie af te leiden, terwijl de nog scherp
omlijnde balkgaten de dikte der binten
aangeven.
Het is duidelijk dat er na de brand een
aantal voorzieningen moest worden
getroffen om de toren voor een algehele
ondergang te behoeden. Dit is gebeurd in
1595 door het aanbrengen van een hulp
dak boven het bestaande gewelf op 14 m
diep in de toren. Op de eerste verdieping
vindt men in de noordwand 2,5 m boven
het gewelf een gedeeltelijk dichtgemetsel
de, vrij grote, niet oorspronkelijke ope
ning; door deze opening werd het hemel
water afgevoerd. Ook zullen de vier spits
vormig afgedekte openingen tussen de
vroegere kerkdelen11 zijn dichtgemaakt en
een ingang gemaakt of uitgespaard in de
torenhal. Men hield immers soms kerk in
deze hal. Deze situatie, uit nood geboren,
zal bezwaarlijk geweest zijn vanwege de
onmogelijke akoestiek. Tijdens de Tach
tigjarige Oorlog gaat de 'kerk' meermalen
over van rooms-katholieke in protestantse
handen en weer terug en weer terug.12
Korte tijd na de Vrede van Munster in
1648, als de plaats definitief tot Staats-
Vlaanderen gaat behoren, bouwt men
een kleine kerk tegen de zuidzijde van de
toren (ook het stadhuisje op de oostelijke
kant van het marktpleintje stamt oor-