^QDELBVjgS^
De Sint-Odulphuskerk te Yerseke
G.J. LEPOETER
Ontstaansgeschiedenis
De plaatsnaam Yerseke is waarschijnlijk
in oorsprong een waternaam en kan in
eerste instantie de naam van de stroom-
geul zijn geweest, die liep van Hansweert
naar Yersekedam. De Yersekedam is te
beschouwen als de afdamming van deze
Yerseke. Yerseke komt als plaatsnaam
het eerst voor als Gersicha. Dit is in 980
in het diploma van de Duitse koning Otto
II, als het genoemd wordt als een van de
'villae' waar de abdij van Nijvel het
koninklijk 'bannum' verkreeg. Het behoort
daarmede tot de oude namen op de
Bevelanden. Het is een van de oude
bewoningsconcentraties uit de tiende
eeuw, zoals bijvoorbeeld ook Wemeldin-
ge, Kloetinge en Goes, die allemaal gesi
tueerd zijn op het D-ll-kreekrugsysteem.
In die periode moet het overige gebied
nog nagenoeg leeg geweest zijn. Het is
de tijd dat de spaarzame bewoning
beperkt blijft tot de kreekruggen, waarbij
dijk
'SSS&itfï- kreekgeul
parochiekerk (ook later dan 12e e.)
j grangia
de randen van de komgronden al wel
werden gebruikt als weidegronden en
voor de moernering. Van Yerseke staat
het op bodemkundige gronden vast dat
het nooit een afzonderlijk eiland geweest
kan zijn.
Gegevens uit de tiende en elfde eeuw zijn
bijzonder schaars. De twaalfde eeuw is
een periode van grote veranderingen
geweest. Zoals op een aantal andere
plaatsen is een vrij groot gebied ten noor
den van Kattendijke, Wemeldinge en Yer
seke door de grote stormvloed van 1134
waarschijnlijk blijvend opgeruimd. In de
daarop volgende decennia zijn uitgebrei
de bedijkings- en inpolderingswerkzaam
heden op gang gekomen.
Het waren vooral de monniken van de
grote cisterciënzerabdijen Ten Duinen en
Ter Doest, die zich in Zuid-Beveland
bezighielden met bedijkingen en ontgin
ningen. De voor die tijd zeer machtige en
invloedrijke abdijen beschikten over de
Primitieve dorpsvorm uit
de tijd dat de kerk werd
gesitueerd. In het straten-
patroon van het dorp is de
oorspronkelijke wegen
vork, waarbinnen de kerk
is gebouwd, nog te her
kennen. (C Dekker. 'Zuid-
Beveland', pag.41
Schets van Yerseke en
omgeving in de twaalfde/
dertiende eeuw. Ten zui
den van Yerseke, in
Zoute, de grangia van de
abdij van Tongerlo. (C.
Dekker, 'Zuid-Beveland',
pag 111)
benodigde middelen: kennis van zaken,
geld en mankracht. Verder waren ze goed
georganiseerd en structureel bezig hun
invloed te vergroten, ook op grotere
afstand van hun vestigingsplaats. Zij
begonnen in deze regio hun arbeid in de
tweede helft van de twaalfde eeuw en
verwierven hier belangrijke bezittingen.
Het waren daarnaast de broeders van
een andere abdij, namelijk die van de
Onze-Lieve-Vrouweabdij te Tongerlo, die
behalve grote ontginningen in de Brabant
se Kempen, waar zij vele goederen ver
wierven, ook op bescheiden schaal actief
waren in Zuid-Beveland. Deze premon
stratenzers of norbertijnen, zoals zij wer
den genoemd naar de H. Norbert, waren
vóór 1200 in het gebied aanwezig. De
eerste vermelding van hun bezit in Zee
land komt voor in een pauselijke oorkon
de van 6 september 1186. Daarbij neemt
Urbanus III de bezittingen van de abdij
van Tongerlo in bescherming. In de
opsomming der goederen wordt ook
genoemd 'terram in Gersecke' (Yerseke).
Een soortgelijke oorkonde werd veel later,
op 6 maart 1233, opgesteld door paus
Gregorius IX. Daarin bevestigt deze de
abdij van Tongerlo onder andere in het
bezit van een hof of voorraadschuur te
'Ihrseca' en 'het gehele land genaamd de
Polder'. Uit beide oorkonden kan dus
worden afgeleid dat Tongerlo vóór 6 sep
tember 1186 land in Yerseke had verkre
gen (waarschijnlijk uit het oorspronkelijke
bezit van de abdij van Nijvel) en dat de
grangia (het gebouwencomplex) toen
mogelijk nog niet was gesticht, hetgeen in
1233 wel het geval was.
Gezien de afstand tot de abdij en het
belangrijke bezit in de Kempen, doet het
bezit van Tongerlo te Yerseke vreemd
aan. Het komt verklaarbaarder voor wan
neer men zich realiseert dat de abdij ook
ten noorden van Antwerpen, in Nispen,
uitgebreide bezittingen had met de gran-
gie Kalmthout en Essen. De afstand van
daar naar Zuid-Beveland was niet groot.
Er zijn sterke aanwijzingen dat het cen
trum van de bezittingen van Tongerlo met
de grangia in Yerseke Zoute lag, op ruime
afstand ten zuiden van het dorpscentrum.
Volgens de overloper van Yerseke uit
1518 lag er in Zoute een complex hoeken
met de naam "t Monnicken grote land'. Bij
een verrichte bodemkartering werd hier
een uitgebreide oude cultuurplek vastge
steld, ongeveer rondom de tegenwoordi
ge hofstede 'Zoute'. Omstreeks 1930 wer
den op deze plaats bij graafwerkzaamhe
den een begraafplaats, althans een reeks
menselijke geraamten liggend in regelma
tige volgorde, een pleintje van geglazuur
de tegels en een aantal middeleeuwse