Bouwkundige onderwerpen 5H 19 Metselwerk in baksteen hoog worden aangeslagen. Dit en het feit dat het verstenen van de mortel een lang durig proces was, maakte het gewenst om de stenen in bepaalde patronen te leggen, zgn. in 'verband' metselen. Het streven was om muren zodanig in ver band op te bouwen dat er zelfs zonder hechtmiddel een stabiele muur ontstond. Het in verband metselen is heden ten dage nog steeds gebruikelijk. Uit het voegenverloop op de getekende verbanden is te zien dat krachten die ver ticaal op de muur worden uitgeoefend bij het kruisverband onder een steile hoek regelmatig over het muurvlak worden ver spreid. Daar waar het voegenverloop, een vallende tand genoemd, flauwer is, zoals bij Vlaams verband, is de kans op breuk in het metselwerk veel groter. Om het ver band op hoeken en langs kozijnen goed te kunnen doorvoeren is het nodig om delen van een steen te verwerken. Hoewel de grote kwaliteit van metselwerk onomstreden is - het werk trotseert de eeuwen - zijn er ook wat negatieve aspecten te noemen. De belangrijkste daarvan is wel de porositeit. De steen neemt gemakkelijk water op en zelfs bij dikkere muren kan vocht doordringen tot aan de binnenzijde. Dat geeft niet alleen een vochtig binnenklimaat maar is tevens steeinveï? banden 'rXTTT "rVrVihn STAAND VETEBAND VLAAMS VEEBAND KRUISVERBAND ItT HMtSTEENSVEBBAND. Bt Er is in de Nederlanden bijna geen kerk gebouw te vinden of de wanden zijn opgebouwd uit steen. Al in de Karolingi sche tijd (800-950) werden belangrijke gebouwen zoals burchten, maar ook kerk gebouwen opgetrokken in steen. Aanvankelijk, tot in het midden van de Romaanse tijd (950-1250) werd het muur werk gemaakt in natuursteen, meestal tuf steen, een vulkanisch gesteente uit het Eifelgebergte. Toen echter de baktechniek van baksteen werd herontdekt - de Romeinen brachten de fabricage van bak steen eerder in de Lage Landen, maar die was verloren gegaan - werd voor het kerkgebouw al snel overgegaan tot toe passing van baksteen. Merkwaardig genoeg ontstonden de bak stenen kerken eerst in het noorden van Nederland en pas later in het zuiden van Nederland en Vlaanderen. Dat baksteen, zeker voor de minder omvangrijke kerkgebouwen, betrekkelijk snel werd geïntroduceerd, is niet verwon derlijk omdat natuursteen meestal van ver weg over water moest worden aange voerd en klei voor de productie van bak steen in de nabijheid voorhanden was. Het bakken vond aanvankelijk meestal plaats in de nabijheid van het bouwwerk in zogenaamde veldovens, die soms voor slechts één project werden opgezet. Zo'n steenoven was niet veel meer dan een opeenstapeling van tot steenformaat gevormde, gedroogde klei, met de nodige tussenruimte opgetast en waarin gangen werden uitgespaard. Daarin werd hout gestookt en al doende ontstond een bak- proces. Het is mij niet duidelijk of het ooit is onderzocht, maar het feit dat er in Baar land aan de zuidzijde van het dorp een gebiedje is dat men 'de Bakoven' noemt, zou kunnen wijzen op de aanwezigheid ooit van zo'n veldoven. In later tijden, zo vanaf het midden van de gotiek, vond steenfabricage meer op centrale punten plaats. Aan het formaat van baksteen kan men veelal redelijk de bouwperiode van het gebouw herkennen. In grove lijnen valt het volgende overzicht te maken. Romaans en gotiek: groot formaat ste nen, nog geïnspireerd op de maten van de tufsteen. Deze stenen, moppen of ook wel kloostermoppen genoemd, hebben een rode of roodbruine kleur. Bij de oude re toepassingen waren de afmetingen groter en in later tijden wat kleiner. In de Nederlands-hervormde kerk van Grijps- kerke werden in het oudste gedeelte forse moppen met afmetingen van ca. 16 x 32 x 8,5 cm toegepast. Renaissance en vroege barok: zgn. ijssel- stenen, kleine formaten 4x8x16 cm, meestal geelkleurig of geelrood genuan ceerd. Barok en romantiek (17de, 18de en 19de eeuw): Utrechtse steen en Dordrechtse steen, bruin of roodbruin, afmetingen ca. 4,5 x 11 x 22 cm. Hedendaags: overwegend waalformaat, afmetingen ca. 5,5 x 10 x 21 cm, zowel geel- als roodkleurig en velerlei nuances daarvan. Om stenen tot een stevig muurwerk te maken is er een bindmiddel nodig. Kalk als bindmiddel was wel bekend maar had het nadeel dat het sterk aan krimp onder hevig was. Door het toevoegen van zand aan de kalk verkreeg men een mortel die, vermengd met water, tot een verwerkbaar plastisch geheel werd waarmee kon wor den gemetseld zonder dat al te grote krimpverschijnselen optraden. Toch mocht het hechtvermogen niet te de basis voor het ontstaan van allerlei schimmels die schadelijk zijn voor de gezondheid en rottingsverschijnselen ver oorzaken aan de in de muren opgelegde balken. Met het in zwang komen van de spouwmuur, zo'n 75 jaar geleden, is dit euvel uit de wereld geholpen, maar het oude kerkgebouw wordt nog steeds getergd door het probleem. Een ander, nog dringender probleem van de porositeit is vocht dat uit de vochtige

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1998 | | pagina 19