16 Fundering van de zuidelijke kerkhofmuur met daartegen de funderingen van enkele winkeltjes. Op de voorgrond zijn de funderingen van de zuidelijke koormuur (2 straalkapellen) zichtbaar. (Foto PACZ) Overzichtstekening van de bij de opgraving van 1998 aangetroffen fundamenten. Legenda 1. Koor 2. Hoog- of priesterkoor 3. Kooromgang 4. Straalkapellen 5. Kapel in hoogkoor 6 Pijlers vieringstoren 7. Noordelijke annex 8. Noordelijk dwarsschip 9. Aanzet zuidelijk dwarsschip 10 Traptoren 11. Noordelijke schipmuur 12. Pilaar middenschip 13. locatie 14e eeuwse inscriptie 14. Grafkelder XIV 15. Locatie vondst rode zandsteen 16. Fundering uit kloostermoppen 17. Kerkhofmuur 18. Winkeltjes 19 Sacristie 20. Gebouw restant 21Noordelijke beerput 22. Zuidelijke beerput 23. Keienstraatjes 24. Grafkelder XV delijke annex en van het noordelijke dwarsschip. Van het zuidelijke dwarsschip werd alleen de aanzet bij de koormuur teruggevonden. Opmerkelijk is de halfron de fundering in de noordelijke schipmuur. Waarschijnlijk is dit de fundering van een traptoren. In het pleisterwerk aan de bin nenzijde van dit muurdeel werd een in scriptie aangetroffen. In veertiende-eeuws handschrift was de naam Augusta in het pleister gekrast.5 Dit muurdeel zal daarom in de veertiende eeuw gebouwd zijn. Van het schip van de kerk werden slechts een deel van de noordelijke muur en een pilaarfundering teruggevonden. Het is moeilijk om een goed inzicht in de bouwfases te krijgen. Het lijkt erop dat de kerk volgens één concept gebouwd is. Aangezien in de meeste funderingen van de kerk verschillende maten baksteen door elkaar heen gebruikt zijn, is het niet mogelijk om een datering op grond van baksteenformaten van de verschillende funderingen te geven. In het westelijke deel van de kerk komen relatief meer kloostermoppen voor dan in de rest van de funderingen. Dit zijn bakstenen met een lengte van meer dan 30 cm. Zij wor den doorgaans in de dertiende eeuw gedateerd. Het is aannemelijk dat eerst het schip van de kerk gebouwd werd en vrij kort daarna het priesterkoor. In het noordelijke dwarsschip komen vrij veel bakstenen voor van 'klein formaat' (22 tot 24 cm lengte). Het lijkt er dus op dat het noordelijke dwarsschip iets later is gebouwd dan de rest van de kerk. Ook de kapelfundering in het priesterkoor en de aanbouw tegen de zuidoostelijke koormuur zijn waarschijnlijk van jongere datum (eind 15e, begin 16e eeuw). Met de bouw van de laatmiddeleeuwse Westmonsterkerk zal rond 1300 begon nen zijn. De omvangrijkste bouwactivitei ten zullen in de veertiende en vijftiende eeuw hebben plaatsgevonden. Oudere bouwfasen Het is zeer wel mogelijk dat men de kloostermoppen die in de laatmiddel eeuwse kerk voorkomen, heeft herge bruikt. Ter plaatse van het schip van de laatmiddeleeuwse kerk stond waarschijn lijk de oudere voorganger van de kerk. Bij de bouw van deze kerk heeft men direct de vrijgekomen kloostermoppen herge bruikt. In de funderingen van de kerk is over het algemeen ook een grote hoeveelheid tuf steen verwerkt. De aanwezigheid van tuf steen tussen de baksteen in een goti sche. laatmiddeleeuwse kerk, duidt meestal op hergebruik.6 Het hergebruik van tufsteen vormt doorgaans een aanwij-

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1999 | | pagina 16