14
De dodenmis van Hubrecht van Eyck (circa 1415). Over het roodlaken kleed ligt in de breedte een
witte band. Het geheel staat onder een lichtkapel waarop kaarsen branden. (Foto M. de Goffau)
Karei de Grote als schutsheilige, met links Sint Lambertus van Luik en rechts Sint
Lodewijk van Toulouse. Miniatuur uit het Hagiologium Brabantinorum, vijftiende
eeuw. (Foto M. de Goffau)
Verschillende bepalingen dreigden met
zware kerkelijke straffen voor degenen
die het asielrecht krachteloos maakten
door vluchtelingen uit de kerk te halen.
Het asielrecht gold niet voor moorde
naars, brandstichters, rovers en personen
die op gewijde plaatsen een misdaad
hadden begaan.6
De vrijdom op een kerkhof was over het
algemeen van korte duur. Meestal mocht
de vluchteling er niet langer dan drie
nachten verblijf houden. Gedurende die
tijd hadden familieleden gelegenheid de
straf af te kopen door het betalen van een
boete of schadevergoeding, of de bele
digde partij genoegdoening te geven.
Kwam men niet tot een vergelijk, dan
moest de gewone straf volgen. De op het
kerkhof gevluchten verleende men op een
aantal plaatsen onderdak in een zoge
naamd ballinghuis.7 Dit als alternatief voor
het verblijf in de kerk zelf. Men deed dit
tevens om een betere controle te kunnen
uitoefenen. Toch waren ordeverstoringen
en grove baldadigheden op het kerkhof
geen uitzondering. Als daarbij bloed vloei
de was ontheiliging (violering) het gevolg.
Pas na een nieuwe wijding, waartoe
alleen de bisschop gemachtigd was, kon
er dan opnieuw begraven worden. Dit
heeft vaak voor aanzienlijke praktische
problemen gezorgd.
Gewijde en niet-gewijde grond
Ongewijde aarde lag vaak aan de noord
zijde van de kerk, of achter een heg,
wanneer het kerkhof niet rondom de kerk
maar in het verlengde daarvan lag. In de
Middeleeuwen werden deze gedeelten
heijdenen kerckhoven genoemd. Hier
begroef men niet-christenen, (zelfmoor
denaars en ongedoopte kinderen.
Aangaande het begraven van ongedoop
te kinderen werd in januari 1962 in Sint
Anna ter Muiden een bijzondere vondst
gedaan. Werklieden ontdekten toen bij
het verwijderen van puin en onkruid rond
de kerk. aan de noordelijke rand van het
kerkhof, op circa een meter afstand van
de perceelsgrens, een aarden pot met
skeletresten. Zo werden er in totaal vier
gevonden (waarvan er twee reeds in
scherven uiteen waren gevallen), steeds
in dezelfde hoek, in de omgeving van de
Nederherenweg.
Het betrof hier zogenaamde kinderpotten.
De aanwezige skeletresten in deze aarde-
werkpotten waren van doodgeborenen of
Een van de te Sint Anna ter Muiden gevonden kinder
potten. Dit exemplaar wordt ter plaatse bewaard. (Foto
G.J. Lepoeter)
in ieder geval van vóór de doop overle
den kinderen. Men plaatste de kinderen
in de embryonale houding in de pot, als
het ware terug in de moederschoot. De
potten dateren zonder enige twijfel uit de
Middeleeuwen. Ze waren begraven aan
de uiterste rand van het kerkhof, die
wordt aangeduid als limbus infantium
(zoom der kinderen), de grens tussen
gewijde en ongewijde grond.
Voor de diepere betekenis citeren wij
<rtiamir -