5
gebouwde kapel toen een dorp van enige
omvang is ontstaan na bedijking van de
kerkpolder. Tijdens de Roomse periode
kerkten die van Nieuw-Vossemeer in
Oud-Vossemeer. Het kerkgebouw aldaar
diende voor de gehele heerlijkheid.
Nadien heeft er een ontwikkeling plaats
gehad met als eindpunt een kruiskerk met
een klein driezijdig koor en een inge
bouwde westtoren. Een ingebouwde
toren is een meer voorkomend verschijn
sel: we zien het in Rotterdam bij de Sint
Laurens en bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk
te Breda, om een paar grote kerken te
noemen. In Oud-Vossemeer heeft het jon
gere kerkschip de oudere kleine toren als
het ware opgeslokt; wat boven het dak
bleef uitsteken waren de spits en de klok-
kenzolder (met de openingen, waardoor
het geluid van de klokken naar buiten
kon).
De toren, die in verhouding tot de kerk
klein is, vormt waarschijnlijk het oudste
deel van het gebouw. De korte vierkante
toren wordt door de kerk aan drie zijden
ingesloten door de westelijke travee,
zodat alleen de westzijde van de toren
zichtbaar is.5 De in- en uitgang van de
kerk is aan de zijde onder de toren.
Aan weerszijden van de toren voert een
trap naar orgel en kap en een bergruimte,
die in elke kerk nodig is maar zo vaak
ontbreekt. Het transept is veel jonger dan
het schip en ook van een kleiner soort
steen opgetrokken, zo is geconstateerd
bij de restauratie van het gebouw in 1914.
Over de mate en de aard van de oorlogs
verwoesting in 1575 toen de Spanjaarden
op weg waren naar Zierikzee, zijn wij
onvoldoende ingelicht. Oud-Vossemeer is
in puin geraakt.
Na de Reformatie
De Reformatie heeft in Vossemeer in
1577 haar beslag gekregen. De Staten
van Zeeland hadden een kantoor voor de
geestelijke goederen opgericht, waarheen
alle inkomsten van de opgeheven kerken
en kloosters dienden te gaan. De Heren
van Oud-Vossemeer zagen dit als een
schending van hun rechten met betrek
king tot hun kerk. Zij wilden ook de roe
rende goederen van de kerk veilig stellen.
Zij protesteerden tegen de inbeslagne
ming van de inkomsten en meubelen van
de kerk. Dat toont aan dat zij zich tegen
het einde der zestiende eeuw nog als
eigenaars van het kerkgebouw be
schouwden. In geen van beide gevallen is
het hun gelukt hun visie te doen triomfe
ren.
Toen de eerste predikant in 1583 optrad,
was volgens Delahaye6 het koor afge
scheiden door een schot. Een deel van
de kerk werd toen bestemd voor de ere
dienst van de gereformeerden. De prote
stantse gemeente was toen nog erg klein;
in de rest van de kerk werd school
gehouden.
Het lot van de kerk in de eeuwen daarna
was mede bepaald door het feit dat niet
de gehele bevolking van Vossemeer pro
testants is geworden. De heerlijkheids-
bank en de andere overheidsbanken zul
len zijn gebleven. Mogelijk werd er een
kleine dooptuin gemaakt. Het eerste tijd
vak van de Tachtigjarige Oorlog was niet
gunstig voor het ondernemen van bouw
werken van omvangrijke aard. Men zal
zich in Oud-Vossemeer dan ook bij het
onderhanden nemen van de kerk beperkt
hebben tot het hoognodige.
Volgens de Voorlopige lijst7 is de kerk in
1595 herbouwd. Wij zijn van mening dat
zij toen 'bedrijfsklaar' zal zijn gemaakt,
dat wil zeggen dat bij de herbouw/ver
nieuwing van de kerk in 1595 de oorlogs
verwoesting werd hersteld. Toen moet hij
tevens een inrichting hebben gekregen
waarvan wij de bijzonderheden niet
weten. In ieder geval kreeg de kerk een
kapconstructie met zware korbelen, sleu
telstukken en moerbalken.
Uit de stukken van Mulder blijkt dat de
triomfboog als afsluiting tussen koor en
schip werd uitgebroken en het bovendeel
van de muur door een dwarsbalk vervan
gen. Het koor werd zodoende recht
streeks met het schip verbonden en daar
mee tot één geheel gemaakt. Het is niet
duidelijk waarom dit gebeurd is.
Over de inrichting van het koor geeft het
beschikbare materiaal onvoldoende uit
sluitsel. Volgens Delahaye5 werden in
1603 door toedoen van de predikant kerk,
pastorie en school hersteld. Mogelijk zijn
de in de Voorlopige lijst genoemde ban
ken (zeventiende eeuw) uit die tijd afkom
stig. Het wandbeschot in het koor zou
eventueel geïnterpreteerd kunnen worden
als ruggenschot van een bank. Mogelijk
werd door een klein gezelschap avond
maal gevierd in het koor achter de preek
stoel.
De in de zestiende eeuw aangebouwde
vleugels werden volgens Mulder op een
gegeven moment van de kerk gescheiden
en gingen dienen voor een oneigenlijk
gebruik. Aan de oostzijde van het zuidelijk
transept is een woning aangebouwd,
waarbij één contrefort is gesloopt en van
een ander zijn steunpunt ontnomen. In
dat zuidelijk transept heeft zich een con
sistoriekamer bevonden. Het is mogelijk
dat de school zich destijds heeft bevon
den in het noordelijk transept. Over de
voormalige sacristie zijn geen gegevens
bekend.
Zuidertransept. De zuidgevel van het transept laat een omvangrijk gotisch raam zien met een restant van de oude raam-
tracering. Hieronder zijn twee 'moderne' raampjes aangebracht, die de verdieping van de woning verlichten. Daarachter
lag de consistoriekamer. De gevel van het langschip was in 1881 gecementeerd, in grote blokken gevoegd. De ingang
van de kerk bevond zich geheel links. De korte vierkante toren wordt door de kerk aan drie zijden ingesloten door de
westelijke travee, zodat alleen de westzijde van de toren zichtbaar is. (Foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg, sep
tember 1901)