16
Aan de onderzijde staat het jaartal 1807,
het jaar dat ze vervaardigd zijn.
Ten slotte het doopbekken, eveneens van
zilver, in 1817 vervaardigd door de Amster
damse zilversmid Diederik L. Bennewitz.
Het is een rond model met deksel en
ornamentering in empirestijl. De totale
hoogte is 14 cm, de diameter van het
bekken is 23,5 cm, van het deksel 22,7
cm.
Het orgel
Het orgel in de kerk van Kloetinge dateert
uit 1787 en is gebouwd door Hendrik Her-
manus Hess te Gouda.13 Het bestek voor
de bouw is niet bewaard gebleven, maar
de gegevens over de oorspronkelijke dis
positie zijn wel overgeleverd. De herinne
ring aan de plaatsing van het orgel wordt
levend gehouden door het volgende
opschrift op de voorzijde van het oksaal:
"Dit orgel is gesticht op order van den
welegestr: Heer Zijwert Diderik van der
Bilt. schepen en raad der stad Goes.
Mitsgaders Ambachtsheer van Cloetinge.
Plegtig ingewijd den 27 Meij 1787 door
den Weleerw. Heer Petrus Wilhelmus
Lamotte, predikant alhier, met Psalm 104
vers 33 en 34."
Waarschijnlijk is uit deze tekst het misver
stand ontstaan dat de ambachtsheer in
een gulle bui de kosten van het orgel (in
Het interieur vóór 1913. Het orgel met het royaal uitgevoerde oxaal staat voor het koorschot, de preekstoel tegen de
zuidzijde. (Foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg)
totaal 7.644,-, in die tijd een fors
bedrag voor een dergelijk instrument)
voor zijn rekening heeft genomen. Het is
echter zo dat de kosten uit de kerkenmid-
delen werden voldaan. Als we de laatste
regel van de eveneens op het oksaal aan
gebrachte dichtregels goed lezen, blijkt dit
hieruit ook: "Dit heerlijk speeltuig zij
gewijd aan d'allerhoogste majesteit. Ten
voorzang van het hemelwerk en cieraad
in dees Cloetings kerk. Heb dank o acht
baar Heer en Vrouw voor het bestuur in 't
Kunstgebouw. God bragt de kerk in zul-
ken stand dat zij het schonk uit eigen
hand." Vóór de ingebruikname op 27 mei
1787 werd het instrument gekeurd door
de Goese organist J.F. Heinrichs.
De oorspronkelijke plaats van het orgel
was aan de oostzijde van de preekkerk
tegen het koorschot.1" Het ontwerp was
geheel op deze plaats afgestemd: het
rechte gedeelte van het oksaal was onge
veer even breed als de triomfboog en de
contouren van het orgel sloten aan bij het
verloop van deze boog. Door het terugwij
ken van de buitenste gedeelten drong het
oksaal niet al te abrupt door in de kerk
ruimte. De kleur van het orgel was imitatie
mahonie, roodbruin met vlammen en ner
ven, een in die tijd gebruikelijke wijze van
beschildering van orgels. De pilaren van
het oksaal waren gemarmerd. Samen met
de orgelkas, die een prachtige harmoni
sche vormgeving en decoratie in Louis
XVI-stijl vertoont, was het met recht zoals
de op het oksaal aangebrachte tekst aan
geeft, een 'cieraad in dees Cloetings
kerk.'
In 1846 werd door de orgelbouwer C.
Stuiting een reparatie, tevens herziening
van de dispositie, uitgevoerd. Op het
bovenwerk werden toen de stemmen sex-
quialter en carillon vervangen door viola
di gamba 8' en salicionaal 4'. In 1880 is
het de orgelbouwer J. van den Bijlaardt te
Dordrecht, die op het hoofdwerk de sex-
quialter vervangt door een roerfluit 4'. Een
uitvoeriger reparatie verrichtte deze orgel
maker in 1889. Hij verbeterde toen de
windlade van het bovenwerk, bracht een
magazijnbalg aan, nieuwe klavieren,
pedaal met weiborden en verving de oude
registerknoppen door nieuwe met porse
leinen plaatjes. Verder vernieuwde hij de
cornet 'aangezien de oude geheel buiten
de maat is' en polijstte de frontpijpen die
roestvlekken vertoonden.
We komen dan aan het jaar 1913. Zonder
overdrijving kunnen we stellen dat dit het
meest cruciale jaar, en dan in negatieve
zin, in het bestaan van het orgel is. In
feite moeten we terug naar het jaar 1910,
als door de kerkvoogdij overleg wordt
gevoerd over een nieuwe inrichting van