kon worden. Ook met de spuit uit Haam stede kon maar weinig worden bereikt. De fraaie spits op de toren kwam met donde rend geraas naar beneden gestort, met daarin het uurwerk en de klok. Het dak van de kerk brandde als een fakkel. Het duurde niet lang of het gehele dak was een prooi van de niets ontziende vlam men. Toen het vuur was uitgeraasd, was er niets meer over dan stenen muren en een gekortwiekte toren. De kerk bood een troosteloze aanblik. Slechts weinig was gered: een koperen kroon, een kist met daarin het archief en het avondmaalszil- ver, een tiental bijbels en enkele banken. De epitafen waren zwaar beschadigd. Het glas in de ramen was vernield en verloren gegaan. Ook het zo fraaie gebrandschil derde raam. De Burghenaren waren aangeslagen, maar niet verslagen. Kerk en toren waren goed verzekerd en met de verzekerings penningen kon de herbouw worden gestart. Voor die herbouw werd architect Joh. Hoogenboom uit Renesse aange zocht. Een bekwaam man, die echter ook zijn eigen mening niet onder de kerkban ken hield. Hoogenboom toog aan het werk. De kerkvoogdij wilde maar een ding: zo snel mogelijk de herbouw star ten. De architect wilde echter voor alles een fraaie herbouw. Al snel botste het. Architect Hoogenboom schreef op 2 januari 1925 een brief waar in hij zich verantwoordde over het feit dat het allemaal zo lang duurde. Hij schreef: 'Zie het is zó gesteld: Ik wou zo graag de kerk voor het beschikbare bedrag zo mooi mogelik hebben, dat is dus zo waardig, zo stemmig, zo fijn, zo harmonieus, zo karakteristiek mogelik, zó. dat men over weer 250 jaar noch met eerbied tegen dit gebouw (gedeeltelik van 1671, gedeeltelik van 1925) opziet, zó dat het ontwerpen van dit gebouw de mooiste tijd van mijn leven wordt. Daar is geen moeite me te veel voor. En hoe langer ik over het ont werp doe, hoe meer kans ik heb. dat ik daar bij slaag. Dat maakt voor U de kos ten niet hoger, ook niet van het honorari um. Ik ontvang hetzelfde of ik er lang of kort over doe. En nu zou ik er graag flink lang over doen. In 1671 hebben ze over het bouwen wel drie jaar gedaan. En zou daar de regentebank en de preekstoel wel bij inbegrepen zijn? Daarom zou het me zo aangenaam geweest zijn, als Uw brief juist andersom had kunnen zijn, als U namelik geschreven had: "Haast u vol strekt niet, hoe meer werk u er van maakt, hoe aangenamer ons dat natuurlik is, we zullen ons zo lang wel redden in de consistorie".' De kerkvoogdij zal de brief met gemeng de gevoelens hebben gelezen. Het is ver leidelijk de herbouw op de voet te volgen, maar dat zullen we niet doen. Het kwam niet tot een breuk en hoewel traag, de herbouw volgde. Veel van de ideeën van Hoogenboom werden ingewilligd, maar niet alle. Zo had Hoogenboom de kansel willen verplaatsen naar de oostzijde, maar daar kwamen zoveel protesten tegen vanuit de gemeente, dat de archi tect genoodzaakt was de kansel op de oude plaats te projecteren. Hoogenboom was ook de architect van de nieuwe torenspits waarvoor de burgerlijke gemeente de opdrachtgever was. Hoogenboom koos voor een geheel nieu we bekroning. Spoedig kreeg die spits een bijnaam: een omgekeerde sukerpee. Toen de Engelsen op het eind van de Tweede Wereldoorlog Burgh bombardeer den, kreeg de toren een voltreffer, die deze keer op prijs werd gesteld. De toren werd herbouwd in de oorspronkelijke trant. Al vrij snel na de brand kwam ook het vernielde gebrandschilderde raam ter sprake. De kerkvoogdij had een speciale monumentencommissie ingesteld, die zich vooral bezighield met de restauratie van de zwaar beschadigde epitafen. Maar ook het raam kwam ter sprake. Zelfs werd Het raam na de onthulling. reconstructie overwogen, maar daar voel de Hoogenboom niets voor. Op zijn voor stel werd gekozen voor ramen met daarin gekleurd glas en verschillende symboli sche voorstellingen zoals geloof, hoop, liefde, tijd en eeuwigheid, wet en evange lie, enzovoort. De kerkvoogdij was enthousiast over de voorstellen. Daardoor verviel ook het plan om het hoofdraam te reconstrueren. Maar de monumentencom missie was niet overtuigd. Hoewel Hoogenboom zich verzette, drong de commissie toch aan op reconstructie. De kerkvoogden en notabelen toonden zich gevoelig voor de argumenten en waren bereid het idee te overwegen, hoewel, zo lezen we in de notulen 'wat de stedelijke wapens betreft [men] wel van gevoelen was [dat] deze meer in een raadhuis dan wel in een kerk te huis behoorde.' Van het idee kwam echter niets en Hoogenboom ging door met zijn eigen ontwerpen. Hij vond een onbekende gever bereid de kosten van het hoofd raam te schenken. In dit raam zou een bij belse voorstelling worden verwerkt, namelijk het offer van Izak door zijn vader Abraham. De kerkvoogdij was enthousiast over het ontwerp van Hoogenboom, maar door ongelukkig handelen van de archi tect trok de schenker zich terug. Uiteinde lijk werd gekozen voor een tafereel waarin de barmhartige Samaritaan werd ver beeld. Het werd ontworpen en vervaar digd door de kunstglasschilder Schilling uit Voorburg, die daarvoor 800 gulden kreeg. De 17de juni 1926 werd een feestdag voor Burgh. De herbouwde kerk werd in gebruik genomen. De kerk was stampvol. Ds. Boogaard preekte over de 134ste Psalm: 'Zie, looft den Heere... gij die alle nachten in het huis des Heeren staat.' De dominee was trots op zijn nieuwe kerk en besprak onder meer de symbolische voor stellingen in de ramen. Hij had het over de fraaie inrichting, maar deelde ook mee dat er nog beter meubilair was, namelijk een 'aandachtig en talrijk gehoor'. De vroegere predikant, ds. D. van Maanen, bespeelde op gevoelvolle wijze het orgel. Hoe primitief de tijden waren, lezen we in het krantenverslag: 'Onderwijl werden een twintigtal electrische gloeilampjes ontsto ken, welwillend door dhr. Akkerdaas te Noordgouwe met de geleiding voor dezen avond beschikbaar gesteld. Een prettig en ongewoon gezicht voor ons dorpelingen, die ons nog steeds met het licht der petroleumlamp moeten behelpen.' Burgh was weer in het bezit van zijn fraaie kerk. Maar nu is de kerk weer echt helemaal compleet. Het fraaie gebrand schilderde raam, door zoveel goede zor-

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2000 | | pagina 8