I 12 I een zekeren Jacob Janszoon van der Meersch. Achter zijn huis, genaamd 'De 1 Gouden Leeuw', bevond zich bovenge noemd pakhuis. En daar nu deze heer i een meelevend en meevoelend man was voor de dingen van Gods koninkrijk, stond i hij zijn pakhuis af, zoodat op deze plaats, een getal van 600 menschen te zamen I kwamen en het pakhuis vulde... Het duur- I de echter niet lang, want al spoedig werd I het bekend bij de Overheid. Het werd den I rentmeester Philip van Serooskerke geboodschapt door zijn proost... Dezelfde i rentmeester gaf bevel om op staanden voet zich naar bovengenoemd pakhuis te begeven... Eindelijk dwongen zij den pre diker te zwijgen. Men wierp de deur van dit pakhuis open, juist toen de schare een Psalm zong. Dicht bij een der vensters stond de predikant op het wijnvat en hem werd bevolen de menigte te doen ophou den, waarop een groot rumoer ontstond. De hongerige en dorstige zielen werden als slachtschapen weggedreven."2 De pre dikant, die het woord voerde, wordt in de handschriften 'Ghisleyn' genoemd, Geleyn d'Hoorne, de eerste Hervormde predikant van Middelburg.3 Op deze historische plaats werd dus. nadat het huis De Sevensterre en de Dol- phyn aan de provincie was verkocht, een nieuw kerkgebouw neergezet. Daartoe had de heer N.H. Beversluis als scriba der gemeente een brief aan het college van B. en W. geschreven. Als antwoord ontving de heer Beversluis een brief, gedateerd 26 april 1898, waarin toestem ming verkregen werd om het kerkgebouw te stichten. Direct daarna konden de inschrijvingen plaatsvinden. De bouw werd gegund aan L. Pieterse. De volgende verklaring werd opgesteld: "De ondergeteekende Lein Pieterse, timmerman wonende te Middel burg verklaart bij deze, dat hij op heden den 10en Mei achtienhonderd acht en negentig van het Bestuur der Gerefor meerde Gemeente van Middelburg (afd. Segeerstraat) heeft aangenomen den bouw eener nieuwe kerk met aanhoorig- heden, daaronder verstaande de levering van alle in het bestek of bij de aanwijzing genoemde materialen, vracht- en arbeids- loonen naar het gemaakt bestek en de teekening voor de som van zevenduizend vijfhonderd gulden. Voor de prompte uit voering en nakoming der gestelde voor waarden stellen zich mede verantwoorde lijk en aansprakelijk in het hunne de twee borgen, welke door medeonderteekening deze doen blijken daarvan."4 Verbouwing 1921 Zoals uit het begin van dit artikel bleek, werd in 1921 de kerk verbouwd. Daartoe werd toestemming gevraagd aan en ver kregen van B. en W. van Middelburg. Voor deze verbouwing maakte onder andere Abr. Geense - kerkmeester tot 1968 - een tekening. Uit die tekening blijkt dat men vanuit de Segeersstraat door een gang achterin de kerk binnenkomt. De preekstoel bevond zich tegenover de zijde, waar deze later stond. Achterin de toenmalige kerk bevond zich een galerij, waar men kon komen via een trap midden achter. Het interieur van de kerk was uiterst sober: gewitte muren, plavuizen vloeren. Op de plaats van de mannen was fijn zand op de vloer gestrooid. Dit in verband met het pruimen omdat de bordjes 'Verbo den te spuwen' niet voldoende hielpen. Bij de voorbereiding van de verbouwing deed zich een probleem voor. Na aanvan kelijke overeenstemming met Gedepu teerde Staten bleek de gang tussen de kerk en de Provinciale Bibliotheek niet aan de verwachtingen te voldoen. In een brief gedateerd 5 augustus 1921 schrijven G.S. onder andere: "De opening gemaakt in den muur, welke het erf, behoorende bij de Provinciale bibliotheek, scheidt van den tot U perceel behoorende gang is zoodanig gemaakt, dat het uiterst moei lijk, zoo niet onmogelijk is, met een lange Voorgevel van het pand aan de Lange Delft te Middelburg waar de Gereformeerde Gemeente van 1856 tot 1898 bijeen kwam. (Foto Zeeuws Documentatiecentrum, Middelburg)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2000 | | pagina 12