7
dat de ambachtsheren een bijdrage van
100,- toekenden ten behoeve van de
restauratie van het kerkgebouw; daarbij
was de bepaling gemaakt ten aanzien
van de herenbank, dat de kerkvoogden
voor de instandhouding ervan zouden
zorgen.
In mei 1913 had Frowein contact met de
kerkvoogden over de voorwaarden van de
rijkssubsidie (o.a. inhoudende voortduren
de controle door het Rijksbureau) en over
de inrichting van de kerk. Daarbij kwam
de consistoriekamer ter sprake die de
kerkvoogden wilden vergroten tot 51/2 bij 5
meter.8
In augustus 1913 kwam Frowein ander
maal, nu om inlichtingen te geven over de
restauratie en de tekeningen.9 Het
gemeentebestuur bleek bereid de hem
toebehorende toren en het ten noorden
van de toren gelegen kerkdeel gelijktijdig
met het herstel van het kerkgebouw te
restaureren.
De uitvoering van de restauratie
Bij de uitvoering van de restauratie wer
den de in- en uitgang in de westgevel her
steld en de dichtgemetselde ramen weer
opengemaakt. De toegang in het zuidelijk
langschip in het eerste travee kwam te
vervallen met het daarboven gelegen
raam om plaats te maken voor een ven
ster gelijk aan die in het derde en vierde
travee.'0
Op 20 augustus 1914 was het noordelijk
transept, waarvan de muren na afbraak
van de kap wegens bouwvalligheid waren
ingestort, weer opgetrokken. In dit tran
sept kwam de tweedeling van de ruimte
te vervallen. Daardoor vervielen de deu
ren in de west- en noordwand van deze
vleugel: deze werden vervangen door één
toegang die leidt naar een portaal. Van
hier kon men de consistoriekamer berei
ken en de galerij op de verdieping.
In de oostwand van het noordelijk tran
sept werd de consistoriekamer van dag
licht voorzien door middel van één raam;
het andere kwam te vervallen. De gepleis
terde muren werden van de cementlaag
ontdaan en hersteld en diverse raamtra-
ceringen weer aangebracht. De kap van
het schip bleef behouden en werd ver
sterkt, aldus Mulder in een bericht over
de stand der werkzaamheden. Op 27
januari 1915 was het werk uitwendig
geheel voltooid.
Aanpassing van het interieur
aan nieuwe behoeften en inzichten
De kerkvoogden van de hervormde
gemeente schreven de minister van Bin
nenlandse Zaken op 14 juni 1915 dat ten
gevolge van de veranderingen die het
kerkgebouw door de restauratie had
ondergaan, een zo goed als gehele ver
nieuwing van de binneninrichting noodza
kelijk was. Bij de 'daarstelling' daarvan,
evenals bij de werken tot restauratie van
het gebouw zelf waren geheel de aanwij
zingen gevolgd van de rijksarchitect voor
de monumenten, dus van Mulder.
verdere leiding van de restauratie. Nog
datzelfde jaar, 1914, kreeg Frowein jr.
opdracht tot het maken van een tekening
en bestek voor het meubilair en orgel
front. Het ameublement zou worden uitge
voerd in Slavonisch eikenhout. Er zou een
nieuw orgel worden aangeschaft.
Op de afwerking na van de consistorie-
Een opname van de N.H. kerk te Oud-Vossemeer uit de jaren zestig van de twintigste eeuw. (Zeeuws Archief, Zeeuws
Genootschap, prentbriefkaarten)
Bij de uitvoering van de restauratie van
het interieur was gerekend voor wat het
schip betreft op tweehonderd plaatsen; in
de transepten op de begane grond een
kleine honderd en op de galerijen nog
eens 88 zitplaatsen. Dit brengt ons op
een totaal van 384 plaatsen. De consisto
riekamer was verhuisd van het zuidelijk
transept naar de noordvleugel. Voorts was
daar een catechiseerlokaal aangebracht,
voorzien van twee ramen op de oostzijde
in het zuidelijk transept en een aparte
toegang. De bewaard gebleven concept
plattegrond geeft geen gegevens over de
banken in de dooptuin, ook niet over de al
of niet gehandhaafde doopstoel. Zo te
zien op latere afbeeldingen is die wel
gehandhaafd. Het drietal plaatsen voor de
ambachtsheren, nu door hen gehuurd,
bevindt zich tegen de wand van de con
sistoriekamer, zo dicht mogelijk bij de
preekstoel." Ten slotte kwam er een tribu
ne (galerij) voor het orgel boven de hoofd
toegang van de kerk, met als opgang de
trap die naar de klokkentoren leidt.
Voltooiing van de restauratie
onder leiding van Frowein jr.
Kort na het overlijden van de architect
beval Mulder H.W. Frowein jr. aan voor de
en catechiseerkamer, met de daarboven
gelegen galerijen en het beitsen van het
houtwerk, werd in januari 1915 de afwer
king ook inwendig geheel voltooid. De tri
bune voor het orgel moest toen nog
geplaatst worden. Hetzelfde gold voor de
banken, de preekstoel met het doophek
en enig ander meubilair. De vloer van
Naamse tegels in de gangpaden moest
wachten tot die te verkrijgen waren.
Begin 1915 stond er in de lerseksche en
Thoolsche Courant nog een bericht dat
van de oude kerkmeubels weinig of niets
meer te gebruiken zou zijn. De mening
werd verkondigd dat een geheel nieuw
ameublement niet weinig zou bijdragen
tot versiering van het gebouw. Gelukkig
werden de belangrijke zeventiende- en
achttiende-eeuwse onderdelen wel ge
handhaafd. Ook de beide oude lichtkro
nen, waarvoor in 1913 nog 1.000,-
geboden was, deden weer mee.
Het schip werd ingericht voor de vrouwen,
de mannenzitplaatsen kwamen in de zij
banken en op de 'hoogzaals' (galerijen).
Bij de verhuring van de plaatsen in het
gereedgekomen kerkgebouw bleek de
opbrengst hoog. Waarschijnlijk was dit te
danken aan de volledige reorganisatie
van het bankenplan.