wijzigingen vonden plaats van 1850 tot 1860. Toen die niet afdoend bleken is, zoals gezegd, in 1885 de kerk afgebro ken om plaats te maken voor een geheel nieuwe. via deze afscheiding aan de straat bestond uit twee pilaren om de eiken houten deuren in te hangen. Er wordt gezegd dat de pilaren voorzien waren van twee arduinen bollen met 'piëdestal len'. De overeenkomst in afmeting van de plattegrond van de opgravingen van de kerk in 1966 zien wij de regenbak ter rechterzijde van het ingangsportaal. Een ander punt van de interpretatie van de artikelen in het bestek van 1659 vormt 'het portaal opzij van de kerk'. Gezicht op Terneuzen vanuit het westen, naar een tekening uit 1832. Wij zien de N.H. kerk met drie ramen, achtergevel, iets teruggetrokken van de rooilijn aan de Lange Kerkstraat. (Foto uit J. Wesseling, De geschiedenis van Terneuzen) De situatie De plaats van het kerkgebouw in het stadspatroon valt af te lezen van de kadastrale kaart van 1847, kavel 155.9 Het gebouw lag tussen de Noordstraat en de Lange Kerkstraat. Aan de Noord straat scheidde een open terrein de kerk af van de openbare weg. Volgens de beschrijving van Mulder heeft de kerk een rechthoekig grondplan met aan de oostzijde een portaal- en een consisto riekameruitbouw. De westgevel met drie ramen, iets teruggetrokken van de rooi lijn, is op de tekening uit 1832 zichtbaar. De noordgevel, waarin de gedenksteen uit 1659 zich bevond, grensde aan het kerkhof. Beschrijving van het uitwendige in 1659, voor zover bekend Het gebouwtje was een zaalkerkje van 21 bij 11,5 meter grondoppervlak, bij een hoogte van 6,90 meter tot aan de 'plae- te'.1fl In elke zijmuur drie lichtramen, 2,90 meter breed en 3,60 meter hoog. In elk glas vier platte ijzeren staven (roeden). Uit het gebruik van de term 'zijmuur' zou afgeleid kunnen worden dat het hier niet om de frontgevel en achtergevel zou gaan. Dit is echter wel het geval. Volgens een artikel in het bestek was de stenen heining aan de straat ongeveer even lang als deze 'zijmuur', dat wil zeggen 21,30 meter. De toegang naar de kerk de 'zijmuur' en de heining aan de straat doet veronderstellen dat het hier wel degelijk gaat om de frontgevel, dus met drie ramen voor de toetreding van dag licht in het kerkje en uiteraard tevens de ingang aan die zijde. De Gecommitteerde Raden van Zeeland, die de bouw hadden aanbesteed, waren ingegaan op de wens van dominee Wasier om een gebrandschilderd raam met het wapen van de provincie Zeeland te schenken, zoals ze het jaar tevoren aan Zaamslag hadden gedaan.11 Een andere wens van dominee Wasier was het pad van de straat naar de kerk te verbreden. Er was dus een pad naar de straat. De gevel aan de Noordstraat was dus de frontgevel van het kerkje. Er was in die gevel geen evenwichtige verdeling van de raam- en ingangspartij. Mogelijk waren er drie vensters naast elkaar met daarnaast de toegang; het is ook mogelijk dat de verdeling van de gevel neerkwam op twee vensters met een deur en ernaast nog een venster. Uit het bestek van 1659 blijkt niet op weike wijze de ingangsfagade opgebouwd was. De toegang was 1,65 meter breed en 2,40 meter hoog, 'met een puntboog overstekend'; er was een 'blauw gelijste' drempel.12 Nog een wens van dominee Wasier was een vergrote consistorie met daaronder een regenbak, net als in Zaamslag. Op Gezien het voorgaande zal hier waar schijnlijk bedoeld worden het portaal achter de ingangsdeur. Van de drie eikenhouten kozijnen die zich in dit por taal bevinden, heeft namelijk één exem plaar dezelfde afmeting als de voordeur, de andere twee waren smallere kozijnen. Het gaat dus om een tochtportaal achter de ingang. In hetzelfde bestek wordt gesproken over het aanbrengen van twintig 'pylae- ren'. Met deze term zullen de steunberen zijn bedoeld. De sobere bakstenen wan den van het kerkje zullen taps toelopen de ongetrapte steunberen hebben gehad, zoals in de zeventiende eeuw gebruikelijk. Meerdere keren wordt ver wezen naar de kerk in Zaamslag, in 1658 gebouwd. Op een afbeelding van het kerkje uit Zaamslag, vóór de afbraak in 1897, zien wij dergelijke steunberen.13 Vermoedelijk waren er tweemaal zes op de lange kanten geplaatst vanwege de ramen aan die zijden van het kerkje en tweemaal twee op de korte zijden, met op elke hoek nog één steunbeer. De aangebouwde consistorie, afmeting 6,30 bij 3 meter en 3,15 meter hoog, was via een wat smallere deur bereik baar; deze deur kreeg dezelfde uitvoe ring als de straatdeur. Een 'overzoldert' portaal kreeg aan twee zijden een afwer king met een lijst. Voorts was er nog een deurkozijn 'om de

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2001 | | pagina 11