halve zonder een aanpassing aan meer ruimte, licht en lucht voor het geven van godsdienstonderwijs et cetera. In 1875 bleek de ruimte haveloos en onvoldoende te zijn, dus beneden de waardigheid volgens de eisen die intus- Het kerkgebouw werd in 1849 nauwkeu rig onderzocht en opgenomen. Er bleek een uitwijking van de westelijke zijmuur, die belangrijke verzakkingen had onder gaan. De hoofdbalken, waarop de kap rust, bleken op verschillende plaatsen Ingrijpende verandering inwendig 1850/1860 Rond 1820 is in Holland de meter inge voerd. Wij moeten hier ook in Terneuzen van uitgaan, al worden in de bestekken de maten nog steeds in ellen aangege- Twee van de acht grafzerken die bij de herstelwerkzaamheden in 1966 werden blootgelegd. De stenen hebben een plaatsje langs de wand van de N.H. kerk gekregen. (Zeeuws Documentatiecentrum, Middelburg) sen gesteld mochten worden. Er werd dan ook een vernieuwingsplan gemaakt voor de consistorie, waarbij de afmetin gen 5,30 bij 8,05 meter en 4 meter hoog tussen vloer en plafond waren, met een vestibule van 2,25 bij 2,75 meter, hoog 2,75 meter en voorts een kelder van 3,34 bij 2,25 meter, diep 2 meter. De oude kamer zou dan afgebroken wor den. De nodige geldmiddelen ontbraken echter voor de nieuwbouw. Vernieuwing noodzakelijk negentiende eeuw In 1821 waren er weliswaar geen schul den maar was het kerkgebouw slechts middelmatig onderhouden. Nodige repa raties aan toren, kerk, consistorie en kerkhof waren achterwege gebleven wegens gebrek aan financiën. De situ atie van het kerkgebouw was halverwe ge de negentiende eeuw van dien aard dat het twijfelachtig was of de kerk wel voor herstel vatbaar was. verrot te zijn. Door de verrotting van de hoofdstijlen werkte de toren onophoude lijk bij enigszins harde wind. De kerkvoogden wilden de kosten aan de toren door de burgerlijke gemeente laten betalen, net als in Zaamslag en Breskens het geval was. Zij vonden dit verzoek alleszins redelijk vanwege het publiek gebruik van het in de toren geplaatste uurwerk, maar ook vanwege het gebruik in andere opzichten van de toren. Deze situatie stamde reeds uit het jaar 1809 toen het Franse bewind de toren van het raadhuis in Terneuzen liet afbreken om daar een semafoor te plaat sen, zodat de plaats geen uurwerk meer had. Het kerkbestuur verleende in dat jaar vergunning tot gebruik van uurwerk en toren onder de verplichting tot onder houd daarvan. Dit 'leentjebuurschap' heeft tot 1864 geduurd.'6 In 1850 werd een herstelplan opgesteld. De notabelen wilden de kosten zo laag mogelijk houden. ven. In werkelijkheid zijn de ellen nu meters.17 Bij de restauratie werd reorganisatie van het inwendige beoogd, waardoor de toe gang naar het midden van de lange zijde aan de Noordstraat verhuisde en de preekstoel naar het midden van de lange zijde ertegenover. Derhalve een schik king in de breedte. De consistorie bleef op dezelfde plaats. De bedoeling moet zijn geweest herstel gepaard te laten gaan met moderner aanzien en meer comfort door het aanbrengen van een plafond. Wellicht in samenhang hiermee voor het eerst een kachel. De tuinvloer, die voor het grootste deel uit grafzerken bestond, werd opgebroken en de gemet selde graven werden opgetrokken, voor zover nodig weer waterpas gelegd, met de beide doorgangen langs de stoelen en voor een gedeelte onder de stoelen. De ankers van de preekstoel werden los gemaakt en weer geplaatst evenals het arduinstenen piëdestal met de trapleu-

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2001 | | pagina 13