Door een combinatie van hout en ijzer, maar wel op basis van het principe van driehoeken, ontstonden interessante resultaten, namelijk ruime zichtlijnen en geen zijdelingse krachten (spatkrachten) op de dragende muur (tig. 3). Reeds in 1829 paste de Franse ingeni eur Camille Poionceau voor het eerst een interessant spanttype toe, dat de geschiedenis is ingegaan als het 'Polon- ceau-spant'. Zo'n spant bestaat in princi pe uit twee vakwerkliggers, een onder elk dakvlak, die onderling op halve hoog te zijn verbonden met een trekstang (zie de schematische figuren 4 en 5). Dit spanttype werd veelvuldig toegepast, tot zelfs na de Tweede Wereldoorlog. Het krachtenspel in de spanten bestaat uit uitsluitend trek- of drukkrachten. Bij druk- krachten is er kans op knik, zodat deze staven aanvankelijk in hout werden uit gevoerd, omdat hout beter tegen knik bestand is dan de slanke staalprofielen. Het principe van het Polonceau-spant is ook toegepast aan de voornoemde kerk aan de Segeersstraat te Middelburg, zij het dat de vakwerkliggers onder de dak- vlakken hier door hun lengte een wat meer samengesteld stavenstelsel heb ben. Het is opvallend dat het spanttype veel vuldig werd toegepast voor bijvoorbeeld stationsoverkappingen, hallen, fabrieken en voor zover bekend veel minder in kerkgebouwen, terwijl toch aan twee belangrijke voorwaarden bij kerkenbouw kon worden voldaan, namelijk geen belemmerde zichtlijnen door zware zui len en geen zware steunberen door zij delingse krachten. Waarschijnlijk zullen door traditie ingegeven overwegingen bij de op het scheiden van de negentiende met de twintigste eeuw veelvuldig ge stichte rooms-katholieke kerkgebouwen de overhand hebben gehad.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2001 | | pagina 20