zijn inwijdingsrede. Deze is geheel
gewijd aan de bijgelovige oorsprong en
de schadelijke gevolgen van het begra
ven in kerken en steden.
In 1783 pakt het Zeeuwsch Genoot
schap der Wetenschappen de draad
weer op. Er wordt in oktober van dat jaar
een prijsvraag uitgeschreven. De vraag
stelling luidt als volgt: "Dewijl de schade
lijkheid der begrafenissen, binnen de
Steden en Kerken, ten volle bewezen, en
vrij algemeen erkend is: welke zijn de
verschillende redenen, dat die nadeelige
gewoonte in deeze Republyk blijft stand
grijpen; en welke zijn de beste middelen,
om dezelve te doen ophouden?"
Een tweetal referaten werd door het
genootschap bekroond. Ze waren afkom
stig van mr. J.D. van Leeuwen te Tiel en
van medisch doctor Cornelis Terne, lec
tor in de vroedkunst en stadsvroedmees-
ter te Leiden. In 1786 werden ze gepubli
ceerd.17
Het zijn een vijftal factoren die de
"nadeelige gewoonte" van het begraven
in de kerken in stand houden: "1 Oude
gewoonte, 2 Eerzucht, 3 Hoogmoed, 4 't
Eigenbelang, 5 Bijgeloovigheid."
Interessant is het ideaalbeeld van de
nieuwe begraafplaats: "Noodzakelijk is
het, dat hetzelve omringd worde met
hooge muuren, met ijzere pinnen, die het
overklauteren beletten. Een paar of meer
reken boomen, daar om heen te zetten,
zou met den tijd zulk een kerkhof defti
ger maaken, en een somber aanzien
geeven, het geen met den aart der
zaake zeer wel zoude overeenkomen."
C. Terne eindigt zijn uitputtend betoog
met de woorden: "Ondertusschen hoop
en wensch ik, dat alle Magistraaten en
Overheden zullen medewerken, om dit
ongevoeglijk begraven in de Kerken te
doen ophouden, en geensins zich stoo-
ren zullen aan den tegenspraak van
onkundige menschen: want het betaamt
een wijs Regent, altoos indachtig te zijn
aan de Zinspreuk van Horatius: Een wijz'
heeft zich 't gesnap van 't graauw niet
aan te trekken, wijl onschuld en ver-
dienst' hem tot een muur verstrekken."
Het wordt duidelijk dat het oude systeem
zijn langste tijd heeft gehad, maar éérst
moeten de gevolgen van de bestorming
van de Bastille in Parijs over Europa
nadreunen. Dat zal veel teweegbrengen.
Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap
Als uit de omwenteling van januari 1795
de Bataafse Republiek is ontstaan
breekt, ondanks de hoogdravende en
gevleugelde woorden in de leuze waar-
Paniek in Goes
Het jaar 1734 was een bijzonder jaar in
de geschiedenis. Wat was er eigenlijk
met dit jaartal aan de hand?
Al jaren daarvoor deed in het roomse
bijgeloof in heel West-Europa een voor
spelling de ronde. Volgens deze profe
tie zou er een dag komen dat er twee
belangrijke roomse feestdagen op één
en dezelfde dag zouden vallen. Niets
bijzonders tot zover. De feestdagen
waren die van St. Jan en die van het H.
Sacrament. Deze speciale dag, 24 juni
1734, zou echter een soort dag van
verlossing en wraak worden voor de
roomskatholieken in protestantse lan
den. In rivieren van bloed, zo wilde de
profetie, zouden de roomsen het hun
aangedane onrecht en hun achterstel
ling vergelden. Deze omwenteling zou
pas voltooid zijn als de roomse kerk
weer in haar oude luister hersteld zou
zijn.
Nergens in den lande verwekte dit
gerucht zoveel ontsteltenis als op Zuid-
Beveland met zijn tamelijk krachtige
katholieke minderheid. In Goes werd
onder men opereerde, voor het overgro
te deel van de bevolking een moeilijke
tijd aan. Een tijd van onderdrukking,
armoede en ontberingen. Op 15 mei
1798, in het vierde jaar van de Bataafse
Vrijheid, wordt door het Intermediair
Administratif Bestuur van het voormalig
Gewest van Zeeland een beruchte reso
lutie uitgevaardigd. Deze resolutie moet
recht doen aan de eerzame lieden die
tot nu toe altijd tweederangs burgers zijn
geweest.
Om dit tot uitdrukking te brengen moeten
"de Eergestoeltens in de Kerken,
gediend hebbende tot Zitplaatsen voor
werkelijke of afgetredene Leden van
ven in het koor (de preekkerk) in het jaar
1734. (GA Goes)
verteld dat de katholieken een bloed
bad zouden aanrichten en vervolgens
de kerk zouden innemen en het stad
huis overweldigen. Een bizar verhaal
werd verteld over een graf in de Grote
Kerk, waarin op 17 juni 1734 het stoffe
lijk overschot van juffrouw Francisca
Maria Eversdijk was bijgezet. Dit fami
liegraf bevond zich in de buurt van de
preekstoel en het gerucht wilde dat de
kist niet het lichaam maar een hoeveel
heid buskruit met een "horlogerie"
bevatte. Op woensdag 23 juni zou deze
helse machine ontploffen tijdens de
avonddienst en de predikant met zijn
belangrijkste gemeenteleden doden.
Natuurlijk braken de beangste Goese-
naren het graf open. Ook de doodkist
werd geopend en daardoor werd de
onschuld van de katholieken onomsto
telijk vastgesteld, want er kwam zo'n
ondraaglijke lucht van verrotting uit de
kist dat men hem weer ijlings sloot.
Slechts geleidelijk nam de paniek af.
(Gemeentearchief Goes, Katholiek handboek voor
Goes e.o., 1968, tekst H.J. Post; Katholiek Beve
land van 1600-1738pag. XXVII.)
Regeeringen of Gerechten" van hun
onderscheidingstekens (wapens) worden
ontdaan. Verder moeten de talrijke van
wapens voorziene rouwborden uit de
kerken worden verwijderd. Voor zover de
rechthebbenden hierin geen actie onder
nemen, moet de overheid ze verwijderen
en vernietigen.18"... echter de Familie
wapens, geschilderd of gehouwen op
Schilden aan dezelve Tombes en Ge
denkstukken of Monumenten gehecht,
mitsgaders de Familiewapens op leggen
de Grafzerken, binnen den kortstmogelij-
ken tijd naar den ontfangst dezer nadere
Resolutie, moeten worden weggeschil-
derd of uitgehakt, zoodanig, dat geene