traces van dezelve Familiewapens over blijven." Dit alles was bedoeld om te voorkomen dat ze "den voorbijganger in het geheu gen terug zouden roepen de overheer- sching en ongelijkheid, waar van dezelve den al verboden en het aanleggen van begraafplaatsen daarbuiten gelast. Dit bleek een administratieve maatregel die weinig resultaat had. Maar ook het Franse decreet van 1804 was van korte duur. De Oranjevorst van de stad zag ophouden. In de eerste plaats was het vaak moeilijk om hiervoor de benodigde gronden op een geschikte plaats te verwerven, aangezien menige stad lag ingeklemd tussen de platte landsgemeenten. In de tweede plaats Boven: familiegraf uit het midden van de negentiende eeuw van de familie Saaymans Vader op het kerkhof te Biezelinge. Het is samen met de kerk en de toren aangemerkt als Rijksmonu ment. (Foto T. Lepoeter-Boes) De grafsteen van Frans Naerebout, overleden 29 augustus 1818, voorbeeld van een late begra ving in de Grote Kerk te Goes. (Foto W. Mieras) zoo veele Zinnebeelden zijn, doch welke door de jongste Staatsomwenteling zoo gelukkig zijn vernietigd." Een aantal tombes en monumenten die op grond van bovenstaande bepalingen werden beschadigd, zijn in een latere periode weer hersteld. Op vele plaatsen zien we echter vandaag de dag het resultaat nog: grondig uitgehakte wapens op de zerken, zowel op die van vóór als van na de Reformatie. Gelukkig niet in alle gevallen. Zerken die verborgen lagen onder banken of anderszins niet goed zichtbaar waren, zijn veelal gespaard gebleven voor de zinloze ver nielzucht. Ook zijn er plaatsen waar de burgerlijke ongehoorzaamheid zodanig was dat de resolutie niet is uitgevoerd. Verbodsbepalingen In 1810 werd de inlijving van ons land bij Frankrijk een feit. Een van de gevolgen hiervan was dat het Franse verbod van 1804 om in de kerken te begraven, nu ook hier onmiddellijk van kracht werd. Na het uitroepen van de Bataafse Republiek had de provincie Holland, bij plakkaat van 8 juni 1795, het begraven in de ste- haastte zich, na zijn terugkeer in 1813, bij Souverein Besluit van 24 december 1813, zijn deftige onderdanen in hun oude begrafenisrechten te herstellen. Zo kon het begraven in de kerken in 1814 weer beginnen. Daarna werd op 22 augustus 1827 bij Koninklijk Besluit het begraven in de kerken per 1 januari 1829 verboden. In feite werd het Franse decreet van 1804, zij het met enige wijzi gingen, opnieuw van kracht. Het besluit betrof alleen de Noordelijke Provinciën, aangezien het decreet van 1804 in de Zuidelijke provincies, het huidige België, wel was uitgevoerd. Daar werd sinds 1804 niet meer in de kerken en binnen de bebouwde kom begraven. Veel bur gers, vooral de beter gesitueerden en zij die een familiegraf in de kerk bezaten, voelden het verbod van 1827 als een aantasting van hun persoonlijke vrijheid en eigendom. Gedurende langere tijd was er sprake van een verwarrende toe stand zonder uniformiteit.19 De nieuwe situatie schiep namelijk grote praktische problemen, hoe graag ook menig gemeentebestuur het begraven in de kerk en op het kerkhof in het midden was er de moeilijkheid dat de platte landsbevolking nu een eigen begraaf plaats opeiste, ten/vijl ook het katholieke volksdeel een eigen rustplaats verlang de. Een ander probleem waarmee de burgers van een stad werden geconfron teerd, was dat de afstand van het sterf huis tot de begraafplaats nu te groot werd om de dode te dragen. Er moest rijdend vervoer komen en dat werkte kostenverhogend. Tevens verlangde de Hervormde Kerk, die tot op dat moment alleen eigenares van kerk en kerkhof was geweest, een financiële schadeloos stelling. En wie moest dat opbrengen? Het gevolg was een touwtrekkerij, die zich op vele plaatsen jaren voortsleepte. In de stad Goes was een aantal jaren sprake van een bijzondere situatie. Al in 1806 was hier aan de noordzijde van de stad in de Goese Polder een buitenbe graafplaats aangelegd. Vanaf die tijd hadden de inwoners de keuze tussen het begraven worden in of buiten de stad. Er gold evenwel de bepaling dat ook voor lijken die op de buitenbegraaf plaats ter aarde werden besteld, 25,- ten behoeve van de kerk moest worden

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2001 | | pagina 14